CMI week 3 Flashcards
epidemiologie moeheid
- Jaarlijks heeft 20% van de Nederlanders last
- Jaarlijks bezoekt 1% van de Nederlanders de huisarts
- Bij 67% is er geen diagnose, 25% psychisch, 8-20% somatisch
- 10% van de patiënten na 1e presentatie een tweede keer dat jaar op
het spreekuur i.v.m. moeheid - Komt vaker voor bij patiënten met een chronische ziekte,
psychosociale problemen en/of een hoge medische consumptie
relatei vitamine B12 en moeheid
in de maag opgenomen, gebonden aan instrinsic factor, opgenomen in ileum.
* 70-80%: anemie door malabsorptie
door resectie, gastritis, colitis. komt voor bij 1-2% ouderen
* 15 % : Onvoldoende intake
bij overmatig alcoholgebuik/ veganisten
* Overige medicamenteus: o.a protonpompremmers en metformine!
Klachten; macrocytaire anemie, myelopathie ( sensorische en motorische
uitval extremiteiten) m.a.g. evenwichtstoornissen en verlies aan fibratiezin.
* Relatie tot duizeligheid/ moeheid/ geheugenklachten ERG onzeker
relatie tussen chronisch ziek en vermoeidheid
70% van chronisch ziek ontwikkelt vermoedheidsklachten
3% van chonisch vermoeid gaat over in chronisch ziek
aanpak patient met moeheid
Focus op bijkomende klachten volgens SCEGS
* Koorts = infectie
* Nachtzweten = hematologische maligniteit/overgang/stress/infectieziekten
* Langdurig hoesten = COPD/ bronchuscarcinoom
* Dikke benen en kortademigheid = hartfalen
* hypo-hyperthyreoïdie
* Stijfheid en spierpijnen icm hoog BSE = polymyalgia
* vergeet niet te vragen naar somberheid en anhedonie (prevalentie depressie 5-10%)
labonderzoek vermoeidheid
Uitsluiten infectieziekten en/of maligniteit
* Prior kans gemiddeld 2%
BSE
* Afhankelijk van acute fase eiwitten, maar ook van Hb,
* Reageert traag op verandering ziekteproces (enkele dagen)
CRP
* Is een acute fase eiwit, dat reageert op trauma, ontsteking, infectie
* Reageert veel sneller dan BSE (6-8 uur)
Uitsluiten anemie
* Priorkans zou 3% zijn, maar mogelijk lager
Hemoglobine
* Bij bepaling capillair overdoen in veneus bloed
* Bij afwijkende waarde verdere diagnostiek,
* Behalve post infectieus bij kinderen en bij vrouwen met hevige menstruatie
Uitsluiten diabetes mellitus
* Priorkans gemiddeld < 0.5%
* Is anders bij richtinggevende klachten als dorst, polyurie, vermagering, Verhoogde priorkans op basis van afkomst, familie, BMI
glucose
* Bij bepaling capillair en marginale waarde overdoen in veneus bloed
* Bij afwijkende waarde verdere diagnostiek,
Uitsluiten nierfunctiestoornis
* Priorkans gemiddeld < 0.5%
* Is anders bij
* Verhoogde priorkans op basis van cardio-vasculair risicoprofiel (bijv. ernstige hypertensie)
eGFR en creatinine
* schatting op basis van serumcreatinine
* overschatting: te weinig spiermassa (spieratrofie bijvoorbeeld bij bedlegerigheid, amputatie)
* onderschatting: spierhypertrofie (bodybuilders, zware spierarbeid, soms negroide ras)
Uitsluiten leveraandoening
* Priorkans gemiddeld < 0.5%
* Niet bij iedereen, maar leg de drempel laag
ALAT
* specifieke merkstof voor levercelschade
* Verstoord door gering alcoholgebruik
* < 1,5 maal de bovengrens van normaal: geen klinische betekenis, expectatief
* 1,5 - 10 maal de bovengrens van normaal: herhaal bepaling na ongeveer vier weken
* > 10 maal de bovengrens van normaal: verdere diagnostiek
alarmsymptomen moeheid
Gewichtsverlies, nachtzweten, slik/ passage problemen, veranderd defecatie patroon, onverklaarde (nachtelijke) pijnklachten,
Langdurig hoesten, piepen, dyspnoe déffort? Polyurie/ polydipsie, stemming? Geheugen? Angst ? Alcohol gebruik?
in hoeveel procent van de gevallen levert Bloedonderzoek wat op
2-11%
wat geef je bij een longontsteking met onbekende verwekker
amoxicilline
sensitiviteit thoraxfoto bij pneumonie, pneumothorax, longcarcinoom, metastasen
Pneumonie 50%
Pneumothorax 85%
Longcarcinoom 50-80%
Metastasen 50-85%
specificiteit thoraxfoto bij pneumonie, pneumothorax, longcarcinoom, metastasen
pneumonie 50%
pneumothorax 99%
longcarcinoom 55-65%
longmetastasen 59-94%
surmenage
overspanning
Diagnose burn out, voorkomen, waar naar doorverwijzen
overspanning, moeheid, uitputting meer dan 6m
overspannenheid vooraf met veel stress. Is extreme vorm van overspannenheid.
ergo, fysio, psycholoog, psychiater
Psychosociale arbeidsbelasting en burn out klachten toegenomen waardoor
hoge taakeisen - snel werken of veel doen
lage autonomie
Combinatie geeft werkstress
* Absolute stijging van overspannenheid en burn out als onderdeel van psychische aandoeningen (80,4% in 2021)
Defenitie omschrijving overspanning/surmenage volgens LESA
- Ten minste 3 hiervan; moeheid, gestoorde/onrustige slaap, prikkelbaarheid, niet tegen drukte of herrie kunnen, emotionele labiliteit, piekeren, gejaagd voelen, concentratieproblemen/ vergeetachtig
- Gevoelens van controleverlies of machteloosheid, niet meer aankunnen
- Significante beperkingen in beroepsmatige of sociaal functioneren (ten minste 50% taken heeft laten vallen)
- Niet toe te schrijven aan psychiatrische aandoening
Wanneer sprake van burn out LESA
- Sprake van overspanning (zie hierboven)
- Klachten meer dan 6m aanwezig
- Moeheid en uitputting op voorgrond
Uitgangspunten behandeling burn out en overspanning
- Herstel van probleemoplossend vermogen in verschillende fasen; procescontingent
o Crisisfase = patiënt tot rust komen en controle opnieuw vinden, accepteren situatie en inzicht krijgen, patiënt heeft actieve rol. Maatschappelijke taken en of werk is bijna nooit mogelijk. Dingen waar je energie van krijgt weer proberen te doen
o Probleem en oplossingsfase = patiënt en omgeving structuur aanbrengen. Welke problemen spelen een rol, hoe beinvleodbaar, wat moet gebeuren. Oppakken van activiteiten zoals werk is zinvol als patiënt zicht heeft op concrete oplossingen voor ten minste een deel van problemen
o Toepassingsfase = verworven inzichten verder toepassen en hernemen functioneren in diverse rollen. Belangrijk dat de omgeving meedenkt - Procescontingent is niet het zelfde als klachtcontingent of tijdscontingent
- Herkennen in welke fase iemand zit en daarnaar handelen. In crisisfase bijvoorbeeld niet taken gaan opvoeren
Wat wordt van behandelaar verwacht bij burn out
consequent en activerend begeleiden. Ongeveer elke 2-3 weken controleren, meestal binnen 3 maanden weer controle, en gedeeltelijk oppakken. Bij vertraagd; versterken zelfredzaamheid vermogen en helpen oplossen belemmerende factoren
behandelplan Overspanning/surmenage –
eerst na 2/3 weken kijken hoe het gaat, of meteen doorsturen
Diagnostische criteria voor de diagnose CVS bij jongeren vanaf 10-12j
- Klinisch geevalueerde, onverklaarde, aanhoudende of recidiverende moeheid
- Ten minste 6m maar niet levenslang
- Beperkingen in school, sociaal, gezinsactiviteiten, lichamelijke activiteiten
- Vier van acht minorcriteria voor 6m; geheugen/concentratie, keelpijn, gevoelige cervicale of axillaire lymfeklieren, spierpijn, artralgieen, hoofdpijn, niet verfrissende slaap, langdurige malaise na lichamelijk inspanning
- Somatische oorzaken uitgesloten
- Psychiatrische oorzaken uitgesloten
- Middelenmisbruik uitgesloten
verschil Oncologisch en niet oncologische palliatieve zorg
- Bij orgaanfalen is de prognose vaak minder duidelijk
- Minder morfine en benzo’s voor orgaanfalen
- Orgaanfalen sterven vaker op ic en hebben meer klachten
Hartfalen prognose, meten
- een van meest voorkomende doodsoorzaken
- Eindfase is moeilijk te schatten, prognose zeer variabel
- Te meten door hoe iemand functioneert – naar buiten of trap oplopen
Advanced care planning gesprek doelen
- Medische situatie en prognose begrijpen
- Aankomende beslissingen
- Conclusies met onderbouwing
- Herhalen in de tijd
- Reanimatiebeleid, wilsbeschikking, waar overlijden, palliatieve sedatie/euthanasie
Inschatten eindfase COPD
- Frequente exacerbaties met opnames
- Gewichtsverlies
- ADL afhankelijk
- Negatief antwoord surprise question (zou het mij verbazen als deze patiënt in de komende 12 maanden komt te overlijden?) – ACP
Bode index
COPD overlevingskans inschatten
* B Body Mass Index (BMI)
* O Airway Obstruction (Fev1)
* D Dyspneu (mMRC grade)
* E Exercise (6 min looptest)
Palliatieve behandeling dyspnoe
- Behandeling oorzaak
- Symptomatissche niet medicamenteuze behandeling - ademhalingsoefeningen, ontspanning, psychologische onderstuening, hulpmiddel lopen, ventilator, uitzuigen. Niet acupunctuur, vibratie thoraxwand, neurostimulatie, luchtbevochtiging. Misschien zuurstof
- Symptomatische medicamenteuze behandeling - morfine, ophogen indien al gebruikt. Benzo bij angst. Dexamethason of prednison. Bij accuut midazolam
Refractair symptoom
- Symptoom (last)
- Onbehandelbaar
- Onaanvaardbare behandeling voor
patiënt - Onvoldoende snel
1. Pijn
2. Dyspneu
3. Delier
4. Existentieel lijden
5. Misselijkheid
6. Anders…
Levensverwachting onder 2 weken tekenen
- Ernstig verzwakt (bedlegerig)
- Minder of niet eten en drinken
- Minder urine
- Sneller achteruit
- Desorientatie
verschil palliatieve fase en stervensfase
Palliatieve fase – doorgaan hartfalen medicatie ter verlichting lijden, Aanvullend onderzoek, Zorg op behoefte
Terminale fase - Stop medicatie om overlijden niet te verlengen, Geen aanvullend onderzoek,
bij voorkeur niet verplaatsen, 24hr zorg
Belangrijke signalen van de naderende dood zijn:
- niet of nauwelijks meer eten en drinken
- ernstige vermoeidheid en verzwakking leidend tot volledige bedlegerigheid
- verminderde urineproductie
- snelle, zwakke pols
- koud aanvoelende, soms cyanotische extremiteiten, lijkvlekken
- spitse neus (de huid over neus en jukbeenderen verstrakt)
- verminderd bewustzijn, vaak tot uiteindelijk volledig verlies van bewustzijn
enkele uren voor het overlijden - toenemende desoriëntatie, soms gepaard gaand met hallucinaties en
terminale onrust (‘terminal restlessness’ = terminaal delier) - hoorbare, reutelende ademhaling
- onregelmatige ademhaling kort voor overlijden (Cheyne-Stokes-ademhaling)
Beleid stervensfase
- Waken
- Maatregelen bij ingaan stervensfase (stop levensverlengend)
- Behandeling symptomen (evt palliatieve sedatie)
- Zorg direct na het overlijden (begrafenisondernemer)
- Zorg voor de zorgverleners
Euthanasie wanneer mogelijk
- Uitzichtloos lijden
- Wilsbekwaam
- SCEN arts
- Vrijwillig en overwogen herhaald
- Onafh van levensverwachting
- Overlijden door toediening thuiopental en rocuronium
- Bijzonder medisch handelen - toetsingscomissie
Moeheid, nierschade en nierfalen
- LESA raadt ouderen met moeheid kreatinine bepaling aan
- Nierschade is zeldzame oorzaak van moeheid
welke bevinding verwacht je bij bloedarmoede door menstruatie
microcytair
is proteinurie normaal?
Nee is pathologisch. alleen een heel klein beetje albumine kan
waarop kan bloederige urine wijzen
na infecite of oedeem - nefrotisch syndroom
welke waarden wil je bij DM controleren in verband met nierfunctie
HbA1c, glucose, creatinine, GFR, kalium, albumine-creatine ratio