Clinical Anatomy Flashcards

1
Q

Waar hechten het crus dextrum en crus sinistrum van het diafragma aan?

A

Crus dextrum L3, crus sinistrum L2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke structuren liggen er resp. onder lig. arcuatum medianus, mediale en laterale?

A
  • Truncus coeliacus - M. psoas major - M. quadratus lumborum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke openingen in het diafragma ken je?

Op welk niveau bevinden ze zich?

Welke structuren lopen er door?

A

T8 (VCI) - T10 (esophagus) - T12 (aorta)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Van lateraal naar mediaal, in welke volgorde liggen de neurovasculaire structuren in het inguinale kanaal?

A

Nervus femoralis (lat) < arteria femoralis < vena femoralis (med)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke lagen kom je tegen in de abdominale wand?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke abdominale structuren liggen intraperitoneaal?

A
  • DI , jejunum , ileum
  • Colon transversum
  • Sigmoïd
  • Lever
  • Galblaas
  • Milt
  • Maag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke structuren bevinden zich retroperitoneaal?

A

S: suprarenal (adrenal) gland

A: aorta/IVC

D: duodenum (second and third part)

P: pancreas (except tail)

U: ureters

C: colon (ascending and descending)

K: kidneys

E: (o)esophagus

R: rectum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar bevindt zich het lig van Cooper?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er thv de linea arcuata?

A
  • Niet langer een posterieure laag van de rectus abdominis spier, dus rectusspier meteen -> transversus fascia
  • Epigastrische vaten perforeren op dit niveau de rectusschede
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de driehoek van Hesselbach?

A

De inguinale driehoek die begrensd wordt door

  • Med: laterale rand van de rectusschede = linea semilunaris
  • Superolat: arteria en vena epigastrica inferior
  • Inf: lig. inguinale = Poupart’s ligament

Langs deze driehoek treden directe inguinale hernia’s op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verloop en de functie van de inferior epigastrische vaten?

A
  • Takken af van de a en v iliaca externa
  • Lopen posterieur van de fascia transversalis naar superomed
  • Thv de linea arcuata doorboren ze de fascia transversalis
  • Verder verloop paramediaan in de rectusschede anterieur van de fascia transversalis
  • Anastomose boven de navel met de a epigastrica superior (komende van de a thoracica interna) en lage aa intercostales
  • Bloedvoorziening: opp ant abd spieren + diepe abd spieren pelvopubisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beschrijf het inguinale kanaal.

A
  • Annulus inguinalis profundus: de fascia transversalis wordt opengeduwd superior van lig inguinale en de iliacale vaten, lateraal van de a epigastrica inferior. Fascia transversalis zal rond spermatic cord als fascia spermatica interna verlopen.
  • Verloop naar inferomediaal: onderwand lig inguinale, achterwand fascia transversalis (maar m obl int zal mediaal deel uitmaken van conjoint tendon met obl ext en ook deels achterwand vormen), voorwand aponeurosis obl ext (en lateraal ook int, maar deze gaat nadien mee doorbroken worden en de m cremaster vormen)
  • Annulus inguinalis superficialis: de aponeurosis van de obl ext wordt doorbroken en deze zal de fascia spermatica externa vormen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Directe vs indirecte inguinale hernia

A
  • Direct: herniatie door de driehoek van Hesselbach (lat = epigastrica, med = lat rand rectus, inf = lig inguinale). M.a.w. mediaal van iliacale vaten.
  • Indirect: herniatie langsheen diepe inguinale ring. M.a.w. lateraal iliacale vaten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Structuren in inguinaal kanaal

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het foramen van Winslow = foramen omentale = foramen epiploica?

A

= communicatie tussen bursa omentalis major (peritoneale holte = greater sac) en bursa omentalis minor (lesser sac)

Anatomische grenzen:

  • Ant: omentum minus (lig hepatoduodenale waarin de v porta, a hepatica en ductus choledochus lopen)
  • Post: peritoneum over de VCI
  • Cran: onderrand lobus caudatus
  • Caud: peritoneum over duodenum
  • Links lateraal: lig gastrosplenicum en splenorenale
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ligamenten van de lever

A

+ anterieur falciforme en onderaan deel van teres

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Leversegmenten obv veneuze portale toevoer en veneuze hepatische drainage.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Leversegmenten anterior en posterior view

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de driehoek van Calot?

A

= trigonum cholecystohepaticum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het herkenningspunt tussen duodenum en jejunum?

A

Hoek van Treitz met m. suspensorius duodeni

= peritoneale plooi met spiervezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bespreek pancreaticobiliaire ducti.

A
  • Ductus hepaticus dextra en sinistra -> ductus hepaticus communis
  • Ductus cysticus komt bij de hep comm en vormen zo de choledochus
  • In pancreas gaat Wirsung (hoofdductus) in de choledochus draineren om thv de papil van Vater in duodenum uit te monden
  • De Santorini mondt uit in accessoire opening duodenum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Bespreek de ileocaecale overgang.

A

Hier vinden we de klep van Bauhin, waar het terminale ileum als het ware uitstulpt in het lumen van het caecum. De circulaire spierlaag van het caecum is naar binnen gedrukt waardoor er een bovenste en onderste lip ontstaan. De circulaire en longitudinale spierlaag contraheren afwisselend, wat terugvloei belemmert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het lig van Hensing?

A

= lig phrenicocolicum

Gespannen tss flexura splenica van colon en het diafragma. Ondersteunt de milt mee (= sustentaculum lienis), bij tractie zeer gevoelig voor scheuren fibreus splenisch kapsel.

Markeert overigens het punt waar colon het peritoneum verlaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Bespreek collaterale circulatie colon.

A
  • Arcade van Riolan: arterio-arteriële anastomose AMS en AMI, prox meso
  • Arterie van Drummond: eveneens anastomose tss AMS en AMI, dist meso (tegen colon quasi), doorlopende arterie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Griffith’s point

A

Flexura splenica

(vatbaar voor ischemie gezien freq fibreuze Drummond of zz afwezig, waardoor enkele cms zonder vasa recta)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Sudek’s point

A

Rectosigmoidale overgang

(vatbaar voor ischemie gezien distaal van laatste collaterale connectie met prox arteriae)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Bespreek randen apertura pelvina superior

A

Posterior: promontorium, L & R ala / proc transversalis

Anterolateraal: linea terminalis (post naar ant: linea arcuata, pecten pubis, crista pubica)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Bespreek randen apertura pelvina inferior

A

Post -> ant:

coccyx - lig sacrotuberale - tub ischiadicum - ramus ischiopubicus - symphysis pubis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Bespreek diafragma pelvis

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Bespreek verloop en overkruisingen ureters

A

Pars abdominalis: onderkruist a testicularis / ovarica en mesosigmoid

Pars pelvina:

  • overkruist aa iliacae
  • onderkruist a uterina / ductus deferens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Lymfedrainage perineum

A

Diepe perineale structuren -> LK thv a iliaca interna

Opp genitalia, scrotum, labia majora -> LK opp inguinaal

Glans penis / clitoris, labia minora, inf vagina -> diepe inguinale LK en LK thv a iliaca externa

Testes -> para- en pre-aortische LK

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Bespreek subclaviale vaten

A

A subclavia loopt posterieur van de v subclavia.

Ze worden gescheiden door de m scalenus anterior. Posterieur van deze spier loopt de brachiale plexus. Anterieur van deze spier duikt de phrenicus de thorax binnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat gebeurt er allemaal thv T4-T5?

A
  1. Sup en inf mediastinum
  2. aorta asc -> aortaboog
  3. aortaboog -> aorta desc
  4. tracheasplitsing
  5. azygosvene draineert in VCS
  6. VCS duikt in periard
  7. Hoogste niveau tr pulmonalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is de vena anonyma?

A

= vena innominata

= vena brachiocephalica sinistra

= plaats van waar bloed li lichaamshelft de middellijn oversteekt (ook thv hemiazygos -> azygos)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Vertel het verloop van de n. phrenicus

A
  • C3-5
  • Voorzijde scalenusspieren
  • Apertura thoracalis superior
  • Buitenzijde pericard, anterieur van longhilus
  • Vanaf vergroeiing pericard - diafragma waaieren ze uit over spierige middenrif
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

In welke volgorde ligt de intercostaalbundel (sup -> inf).

A

Vene - arterie - nervus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is de cupula?

A

De cervicale pleura die boven de eerste rib uitsteekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Hoe verhouden de hilaire structuren thv de longhili zich tov elkaar?

A

Tip om te onthouden: rechts splitst bronchus alvorens hilus te bereiken, dus gaat meest bovenaan liggen. Daarom is a ook al gesplitst en ligt deze voor bronchus. Venen liggen er dan gewoon onder-voor.

Li splitst bronchus pas in hilus, dus komt mooi in het midden uit. De a pulmonalis kan er dus gewoon mooi boven eindigen en de venen terug onder-voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Beschrijf de longfissuren in termen van opp anatomie.

A

Schuine fissuur:

  • Posterieur wervellichaam T4 -> midclaviculair thv rib 6 (bij handen achter hoofd)

Horizontale fissuur:

  • midaxillair rib 5 -> sternum junctie met rib 4
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Vertel verloop n. vagus.

A
  • Hals: in vagina carotica tussen vena jugularis interna en arteria carotis communis
  • Re: post langs trachea, med van vena azygos
  • Li: li-ventraal over aortaboog naar posterieur, post langs hilus
  • Li zal overigens n laryngeus recurrens onder aortaboog aftakken en naar superior lopen tss slokdarm en trachea. Re takt ie thv onderzijde a subclavia -> niet intrathoracaal.
41
Q

Welke zones van relatieve vernauwing op de esophagus ken je?

A
  • Thv junctie met pharynx
  • Thv kruising met aortaboog
  • Thv kruising met linkerhoofdstambronchus
  • Thv junctie met diafragma
42
Q

Voorste en achterste plooi axilla worden gevormd door:

A

Vooraan: pect major

Achteraan: teres major en latissimus dorsi

43
Q

Beschrijf de grenzen van de anatomische snuifdoos

A

Extensor pollicis longus meest dorsaal < extensor pollicis brevis < abductor pollicis longus

In bodem kan je a radialis palperen

44
Q

Beschrijf ventrale pols: pezen, arteries, zenuwen

A

Lat naar med:

a radialis < flexor carpi radialis < n medianus < palmaris longus < flexor digitorum superficialis < a ulnaris < n ulnaris < flexor carpi ulnaris

45
Q

Bespreek verloop v cephalica

A
  • superfic fascia juist post van radiale styloid
  • anterieure voorarm
  • groeve lateraal van de biceps
  • perforeert diepe fascia
  • deltopectorale groeve
  • penetreert clavipectorale fascia
  • mondt uit in v axillaris
46
Q

Bespreek verloop v basilica

A
  • Posteromediale voorarm
  • Passeert naar anterieur juist onder elleboog
  • penetreert diepe fascia thv middelste bovenarm
  • thv axillaire plooi komt ie samen met vv brachiales om de v axilaris te vormen
47
Q

Bespreek de vaten die posterieur van clavicula lopen

A

Thv sternoclaviculair gewricht loopt links de carotis communis en rechts de bifurcatio van tr brachiocephalica in a subclavia en a carotis communis.

V jugularis interna ligt iets lateraler van de a carotis communis.

48
Q

Welke nervi passeren de humerus

A
  • Thv surgical neck: axillary nerve
  • Thv posterieure groeve: radial nerve
  • Thv mediale epicondyl: ulnary nerve

(de median nerve passeert erg oppervlakkig en overkruist de a brachialis med-ant)

49
Q

Beschrijf de wanden/randen van de axilla

A

Ant: buitenste laag is pect major, binnenste pect minor + subclavius + clavipectorale fascia

Post: van boven naar onder subscapularis, teres major, latissimus dorsi

Mediaal: intercostaalpieren, uitlopers serratus anterior

Lat: mediale zijde bovenarm

50
Q

Beschrijf cervico-axillaire opening

A

= apex van de driehoekige axillaire piramide

Structuren die er door lopen:

  • a subclavia
  • brachiale plexus
  • v axillaris -> v subclavia
51
Q

Beschrijf fossa cubitalis

A

Proximaal: denkbeeldige lijn die epicondylus lat en med verbindt

Lateraal: mediale rand brachioradialis

Mediaal: laterale rand pronator teres

Apex: kruising pronater teres - brachioradialis

Structuren med - lat: n medianus, a brachialis met bijhorende venen, bicepspees

52
Q

Beschrijf inhoud carpal tunnel

A

* Pezen van

  • flexor digitales profundus
  • flexor digitales superficialis
  • flexor pollicis longus
  • flexor carpi radialis (eigen compartiment)

* n medianus

53
Q

Belangrijk: bekijk verloop en ligging tov elkaar van de a radialis, a ulnaris, a brachialis, n radialis, n medianus, n ulnaris, …

A
54
Q

Welke structuren lopen er (med -> lat) achter de malleolus medialis?

A
  • Tib post pees
  • Flexor digitorum longus pees
  • v tibialis posterior
  • a tibialis posterior
  • n tibialis posterior
  • flexor hallucis longus
55
Q

Door welke spieren wordt het heupgewricht omgeven?

A

Anterieur: iliacus, psoas major, pectineus (samen met a en v femoralis)

Lateraal: tensor fasciae latae, gluteus medius en minimus

Posterior: piriformis pees, obturator internus met gemelli, quadratus femoris, n ischiadicus en (meer opp) glut max

Sup: rectus femoris kop

Inf: obt ext

56
Q

Vertel verloop van v saphena parva en magna

A

Parva:

ontstaat lateraal uit veneuze netwerk op voet, loopt ACHTER laterale malleolus en draineert in v poplitea

Magna:

Ontstaat mediaal uit veneuze netwerk op voet, loopt VOOR mediale malleolus, draineert in v femoralis enkele cm onder inguinaal ligament en meteen mediaal van de femoral pulse

57
Q

Wat is Lisfranc’s gewricht?

A

= articulationes tarsometatarsales

58
Q

Wat is Chopart’s gewricht?

A

= articulatio tarsi transversa (tss talus + calcaneus enerzijds en os naviculare / os cuoideum anderzijds)

59
Q

Bespreek femorale driehoek

A

Superior begrensd door lig inguinale

Mediaal begrensd door mediale rand adductor longus

Lateraal begrensd door mediale rand sartorius

Bodem: iliopsoas, m pectineus, m adductor longus

Dak: fascia lata + opp fascia

Structuren: n/a/v femoralis, diepe inguinale LK

60
Q

Bespreek femoraal kanaal.

A

Opening in mediale deel van de femorale schede.

Grenzen:

  • Anterieur: inguinaal ligament
  • Mediaal: vrije rand lacunair ligament (Gimbernat’s ligament), deel van inguinaal ligament
  • Lateraal: femorale vene
  • Posterior: pectineaal ligament van Cooper (verdikt periosteum van superieure ramus pubicus)

Bevat vet en een LK (Cloquet’s klier)

61
Q

Onderscheid femorale vs indirecte inguinale hernia

A

Langs exterieur:

Zak van femorale hernia ligt inferiolateraal van tuberculum pubicum.

Zak van directe inguinale hernia ligt altijd superomediaal van tub pubicum.

62
Q

Bespreek kanaal van Hunter

A

= canalis adductorius, in verlengde van femorale driehoek

Post: adductor magnus, adductor longus

Anterolat: vastus medialis

Anteromed: sartorius

De a en v femoralis lopen erdoor (a voor vene) evenals de n saphenus en tak van n femoralis naar vastus medialis

63
Q

Bespreek popliteale fossa

A

Superomediaal: semimembr en semitend

Superolat: biceps femoris

Inferomed en inferolat: koppen gastrocnemius

Bodem van sup naar inf: femur, tibia, m popliteus

Structuren die er door lopen: diepst a poplitea (verderzetting a femoralis) < v poplitea (verderzetting v femoralis) < n tibialis, lateraal loopt n fibularis communis.

Overigens gaat de v saphena para het fasciale dak van de fossa poplitealis doorbreken om in de v poplitea uit te monden.

64
Q

Door welke structuur wordt de v saphena parva vergezeld?

A

N suralis (tak van n tibialis)

65
Q

Bespreek inhoud

  • foramen suprapiriforme
  • foramen infrapiriforme
  • foramen obturatorium
A
  • Suprapiri: a en v glutealis sup
  • Infrapiri: n ischiadicus, a en v glut inf
  • Obt: n pudendus, a pudenda interna, n obturatorius
66
Q

Belangrijk: herbekijk onderlinge relatie a/v/n in been

A
67
Q

Bespreek kanaal van Alcock.

A

= fascia mediaal van m obt int waar de n pudendus en a pudenda interna door lopen

= canalis pudendus

68
Q

Bespreek verloop n pudendus

A
  • S2-S4 plexus sacralis
  • foramen infrapiriforme
  • foramen obturatorium
  • lateraal van ischio-anale fossa: samen met interne pudendus vaten in een fasciaal compartiment mediaal van obturator internus spier (Alcock’s canal)
  • Geeft n rectus inferior af tijdens verloop in kanaal (naar externe anale sfincter en perineale huid)
  • Gaat dan verder als n perinealis voor sfincter urethrae, ant perineum spieren, post scrotum/vulva en als n penis / clitoridis dorsalis doorheen perineaal membraan voor dorsale penis / clitoris
  • huid perineum en externe genitalia
69
Q

Bespreek verhouding scalenus anterior met omliggende a/v/n

A

Anterieur passeert de vena subclavia

Posterieur loopt de a sublcavia en plexus brachialis

70
Q

Bespreek de intercostaalspieren.

A

Van buiten naar binnen:

  • M intercostalis externus (vooraan anterieure intercostale membraan)
  • M intercostalis internus (vooraan posterieure intercostale membraan)
  • v / a / n intercostalis (van boven naar onder).
  • M intercostalis intimus (met anterieur ook m transversus thoracis van sternum -> binnenkant rib II-VI)
71
Q

Bespreek herkomst etc van de intercostaalbundel.

A

Arteria intercostalis posterior:

Komt voor de onderste 9 ruimtes uit de thoracale aorta. In de bovenste 2 IC ruimtes is ze afkomstig van de a subclavia > truncus costocercialis > a intercostalis sup.

Arteria intercostalis anterior:

  • Eerste 5-6 IC ruimtes afk van a thoracica interna
  • IC 7-9 van z’n tak a musculophrenica (namelijk gesplitst in a epigastrica sup en deze)
  • Onderste 2: enkel posterior

Nervus intercostalis: afk van anterieure primaire rami van thoracale zenuwen. Cut en musc takken.

Vena intercostalis: meestal naar (hemi)azygos.

  • Uitz: eerste post IC vene naar v brachiocephalica of vertebralis
  • Uitz: links IC 2-3 superior intercostal vein naar li v brachiocephalica
72
Q

Foramen van Morgagni

Foramen van Bochdalek

A

Plaatsen van congenitale herniae diafragmaticae:

  • Morgagni: anterieur tussen xiphoid en costale aanhechting diafragma
  • Bochdalek: pleuroperitoneaal kanaal
73
Q

Bespreek omliggende structuren van de cervicale trachea (niveau C6)

A

Cervicaal:

  • Anterior: isthmus thyroïd, sternohyoïd en -thyroïd spier, v thyroidea inf
  • Posterior: oesofagus met daartussen beiderzijds n laryngeus recurrens
  • Lateraal: lobben SK, carotis communis
74
Q

Bespreek omliggende structuren van thoracale trachea (niveau T4)

A

Anterieur: tr brachiocephalica rechts, a carotis communis links, v brachiocephalica links, thymus

Posterieur: oesophagus, linker n laryngeus recurrens

Links: aortaboog, linker carotis communis, linker a subclavia, linker n laryngeus recurrens, pleura

Rechts: vagus, v azygos, pleura

75
Q

Bespreek divisies van de hoofdstambronchi (namen)

A
76
Q

Beschrijf pericard sinussen

A

Sinus transversus:

Tussen VCS posterieur en tr pulmonalis / aorta anterieur

Sinus obliquus:

Tussen pulmonaalvenen en VCI

77
Q

Door welke venen worden de coronaire takken vergezeld?

A

A coronaria dextra - v cardiaca parva

A coronaria dextra, ramus interventricularis posterior - v cardiaca media

A coronaria sinistra, ramus interventricularis anterior - v interventricularis anterior

A coronaria sinistra, r circumflexa - v cardiaca magna

(& post loopt de sinus coronarius)

78
Q

Bespreek driehoek van Koch

A

= plaats van AV-knoop

W gevormd door TODARO’s pees = tendo valvulae venae cavae inferioris & opening sinus coronarius & cuspis septalis van tricuspidalisklep

79
Q

Ken je een landmark voor de SA knoop?

A

Crista terminalis: tussen opening VCS en VCI in r atrium

80
Q

Geef omliggende structuren van oesophagus (van sup -> inf)

A

Cervicaal:

  • Ant: trachea, SK
  • Post: C6-C7 met prevertebrale fascia
  • Beiderzijds n laryngeus recurrens

Thoracaal:

  • Ant: trachea, li bronchus, pericard li atrium, diafragma
  • Post: th WZ, d thoracicus, v azygos, thv diafragma ook aorta desc
  • Li: d thoracicus, li subclavia, li recurrens, li pleura
  • Re: pleura en azygos
81
Q

Bespreek bloedvoorziening oesophagus

A

Superior: thyroidea inferior (drainage naar gelijknamige vene)

Midden: takken van aorta (drainage naar azygos)

Inferior: takken van gastrica sinistra (drainage naar azygos en gastrica sin)

82
Q

Bespreek verloop a en n suprascapularis tov lig transversum scapulae

A

N loopt door suprascapular notch onder lig transversum. De arterie loopt net boven lig.

83
Q

Bespreek fascia van Colles.

A

De fascia van Scarpa (fibreuze laag van opp abd fascia) gaat over in diepe fascia van bovenbeen, in penis en scrotum / labia majora en in perineum. Dit noemen we fascia van Colles, en is eigenlijk de diepe (membraneuze) laag van de opp perineale fascia.

84
Q

Bespreek abdominale lagen thv

1) ribbenrooster
2) ribbenrooster tot punt halverwege navel - pubis
3) punt halverwege navel - pubis tot pubis

A
85
Q

Bespreek lig van Poupart

A

De onderrand van de obliquus externus abdominis gaat van tub pubicum tot SIAS het aponeurotische lig van Poupart vormen = lig inguinale itself

86
Q

Wat is Morrison’s pouch?

A

De rechter subhepatische ruimte. In principe gesloten maar hier kan vocht/lucht opstapelen bv bij intraperitoneale infectie die opstijgt.

Grenzen:

  • Superior: lever
  • Inferior: Duodenum, colon, re nier
  • Posterior: posterior abdominal wall

Communiceert met subphrenische ruimte rechts via anterieure rand van lever en die 2 staan in verbinding met intraperitoneale ruimte.

! met linker subhepatische ruimte (= bursa) verbonden via Winslow

87
Q

Bespreek de vene van Mayo.

A

= prepylorische vene

Thv junctie pyloor - duodenum, relatief constant.

88
Q

Wat zegt de naam Latarjet je?

A

= posterieure tak van de r anterior n vagus, gelegen op de curvatura minor

Bij een selectieve vagotomie om de zuurproductie te verminderen, kan men deze intact laten om zo de functie van de cardia te bewaren.

89
Q

Bespreek verloop van duodenum tov omliggende structuren

A

D1 loopt intraperitoneaal en wordt overlapt door lever en galblaas. Meteen post ligt portale triade die ze scheidt van de VCI.

D2 loopt retroperitoneaal over anterieure rand van de re nier en ureter, en loopt langs kop van pancreas. Colon transversum overkruist. Hierin papil met uitmond galwegen.

D3 loopt retroperitoneaal horizontaal naar links en overkruist VCI en aorta. De AMS en VMS overkruisen D3, de pancreaskop ligt er net superior van.

D4 stijgt opnieuw op naar duodenojejunale junctie, waar lig suspensorium van Treitz (peritoneale plooi afk van re crus diafr) aan vasthecht. De VMI loopt hier meteen li van.

90
Q

Welke herkenningspunten om jejunum en ileum te onderscheiden ken je?

A
  • Wanddikte J > I
  • Totale diameter J > I
  • Mesenteriële vetlaag J < I
  • Arteriële arcades J < I, met in J langere kronkelende terminale arteries
  • J ong thv umbilicus, I vnl suprapubisch en pelvisch
91
Q

Wat zegt de term ‘bloodless fold of Treves’ je?

A

= iliocaecale plooi van anterieure ileum naar appendix / basis caecum

Freq boven mesenterium appendix.

Niet altijd zonder BV!

92
Q

Bespreek fascia van Denonvilliers

A

= fascia anterieur van het rectum gelegen, scheidt rectum van anterieur gelegen structuren (Douglas, igv vrouw uterus en vagina, igv man prostaat, blaas en seminal vesicles).

Deze lijn moet men insnijden bij HK verwijderen van rectum.

93
Q

Bespreek omliggende structuren rond rectum.

A

Posterieur: sacrum, coccyx, a sacralis media. Hiervan gescheiden door extraperitoneaal bindweefsel met rectale vaten en LK.

Anterieur: bovenste 2/3e zijn door peritoneum omgeven anterieur met pouch van Douglas tss rectum en vagina / rectum en blaas. Onderste 1/3e: prostaat, blaas, seminal vesicles / vagina. Hiertss wel de fascia van Denonvilliers.

Lateraal: levator ani.

94
Q

Bespreek het anaal kanaal.

A

Proximaal:

  • columnair epitheel (adenoCa)
  • verticale mucosale kolommen van Morgagni
  • eindigen in kleppen van Ball
  • A/v rectalis superior van mes inf
  • Autonoom bezenuwd (niet gevoelig bij prikken)
  • Lymfedrainage naar lumbaal

Distaal (na linea pectinatum)

  • squameus epitheel (squameus Ca)
  • A/v rectalis inf van pudendus van iliaca interna
  • Somatisch bezenuwd (n rectalis inf van n pudendus)
  • Lymfedrainage naar inguinaal
95
Q

Licht de portale triade toe

A

Anterieur rechts: ductus hepaticus communis

Anterieur links: a hepatica communis

Posterieur: v porta

In de leversegmenten gaan ze voort als Glisson’s triade.

96
Q

Wat is Hartmann’s pouch?

A

In geïnflammeerde en gedilateerde galblazen is dit een kleine pouch net proximaal van de nek waarin galstenen kunnen opgestapeld raken.

97
Q

Wat is de spier van Dartos?

A

Onvrijwillige spier vh scrotum

98
Q

Wat is the Cave of Retzius

A

= spatium retropubicum

Ruimte tss pubis en prostaat

99
Q

Door welke structuren wordt de ischioanale fossa begrensd.

A

Lateraal: obturator internus

Mediaal: fascia levator ani

Posterieur: sacrotubereus lig post bedekt door glut max

Anterieur: urogenitaal perineum

Vloer: SC vet en huid