circulatie: hemodynamiek en ischemie Flashcards

1
Q

Wat is de snelheidsbepalende metaboliet bij glycolyse en glycogenolyse?

A

AMP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Door wat wordt in een normaal functionerende cel oxidatieve fosforylering bij aanwezigheid van genoeg O2 en energiesubstraten bepaald?

A

Hoeveelheid ADP in de mitochondriale matrix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de snelheidsbepalende stap bij glycolyse?

A

Fosfofructokinase reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe verloopt de activatie van AMP?

A

Zuurstofgebrek -> minder ATP resynthese -> daling ATP -> ADP stijgt -> AMP stijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke stollingsziekten hebben een tromboseneiging?

A

antitrombine deficiëntie, factor V Leiden, mutatie, protrombine gen variant, tekort aan proteïne C en proteïne S

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Problemen tgv turbulentie

A
  • bloedplaatjes tegen vaatwand (activatie/beschadiging)
  • beschadiging rode en witte bloedcellen
  • hogere BD nodig voor handhaving flow
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gaat er mis bij factor V Leiden?

A

Inactivatie factor Va door geactiveerd proteïne C is door een mutatie verminderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er met de systolische en diastolische druk bij verhoging van de vaatweerstand?

A

Verhoogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg uit waarom er geen pulserend gedrag is in de capillairen?

A

Door het elastisch gedrag van de vaatwand in de aorta en arteriële zal het pulserende gedrag een groot deel worden gedempt in de capillairen. Het laatste beetje verdwijnt wegens wrijving van het bloed in de arteriële tgv viskeus gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verklaar met behulp van de continuïteitswet waardoor de stroomsnelheid van het bloed vlak voor een bloedvatvernauwing lager is dan in de vernauwing.

A

In een gesloten systeem (geen bloedverlies) is de flow (= hoeveelheid bloed die per seconde door het vat stroomt) constant. Bij een vernauwing van hetbloedvat neemt de doorsnede af. Deze afname moet worden gecompenseerd door een toename van de bloedsnelheid (=bloedsnelheid in cm per seconde).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het doel van de secundaire hemostase?

A

vorming van fibrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de belangrijkste effecten van de sympatische stimulatie van het
perifere vaatbed?

A

verhoogde perifere weerstand en verhoogde veneuze return

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Angiotensine II bindt onder andere aan AT1 receptoren. Wat is het gevolg hiervan?

A

Vasoconstrictie, negatieve feedback, verhoging bloedvolume, verminderde renine spiegels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly