circulatie, functie en regulatie Flashcards

1
Q

Wat is het effect op het slagvolume bij verhoging van contractiliteit?

A

Verhoogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het effect op het slagvolume bij verhoging van nabelasting?

A

Omlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het effect op het slagvolume bij verhoging van voorbelasting

A

Verhoogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor is de druk in het hoofd lager?

A

Hoogteverschil en vaatweerstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke type receptoren vuren synchroon met de atrium systole en wat registeren ze?

A

Type A, registreren de hartfrequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk type receptoren bevinden zich in de overgang van vena cava en atria?

A

Type B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er na de binding van adrenaline aan BAR?

A
  1. Activatie van het Gs eiwit.
  2. Alpha subunit komt vrij en activeert adenyl cyclase
  3. cAMP stijging
  4. Activatie proteine kinase A, fosforyleert verschillende eiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Effect BD verhoging op BR, NX, SI, PSI, NTS?

A

BR omhoog, NX omhoog, SI omlaag, PSI omhoog, NTS omhoog?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke receptoren pre- naar postganglionair?

A

N-receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke receptoren postganglionair naar doelwitorgaan?

A

M-receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Heeft RAAS activatie effect op de vaattonus van de capillairen en venulen?

A

Nee, want daar zitten geen gladde spierweefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wet van Bernoulli

A

v1 + A1 = v2 + A2

A omhoog = v omlaag = druk omhoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf hoe negatieve feedback in het RAAS plaatsvindt, en noem daarbij de belangrijkste
receptor, het belangrijkste hormoon, het belangrijkste enzym en het belangrijkste orgaan dat hierbij betrokken is

A

Via AT1 receptoren onderdrukt angiotensine II de afgifte van renine door de nier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verklaar waardoor hoge doses acetylcholine zorgt voor een stijging van de bloeddruk en stijging van de hartfrequentie

A

ACh komt in hoge concentraties voor in de ganglia, niet alleen van de parasympathicus maar ook van de sympaticus, en zal zo
dus een sympatische effect induceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe zorgt adrenaline voor toename van angiotensine II in het bloed?

A

Via β receptoren wordt afgifte van renine door de nier gestimuleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waardoor depolariseert de sarcolemma voorafgaand aan de actiepotentiaal

A

Door instroom calcium ionen via gap junctions

17
Q

Benoem de twee type bruggen van de intercalair schijf en leg voor elk type brug uit wat de belangrijkste functie

A

Gap junctions/nexus zijn verbindingen die gecoördineerde actie toelaat en voor electrische koppeling zorgt. Desmosomen of macula adherens, houdt de cellen bij en aan elkaar tijdens contractie, zorgt dus voor contractiekracht