Chronische zorg Flashcards

1
Q

Op welke 2 manieren kan de diagnose van DM gesteld worden?

A
  1. Twee nuchtere plasmaglucosewaarden van > 7 mmol/L op twee verschillende dagen
  2. Willekeurige plasmaglucosewaarde > 11.2 mmol/L in combinatie met klachten die passen bij hyperglycemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kan de diagnose van DM gesteld worden via HbA1c?

A

Nee, deze waarde is niet nodig voor diagnostiek of opsporen van DM.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer wordt medicatie voor DM opgestart?

A

Wanneer de HbA1c waarde niet onder de 53 mmol/L te krijgen is met niet-medicamenteuze interventies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het 1e keuze geneesmiddel voor DM bij patiënten zonder hoog risico op hart- en vaatziekten?

A

Metformine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer wordt afgeweken van de streefwaarde van HbA1c bij DM?

A
  • Hogere streefwaarde: kwetsbare ouderen, comorbiditeir en/of groot risico op hypoglycemie
  • Lagere streefwaarde: micro- of macrovasculaire complicaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het beleid indien er opeens een hogere nuchtere glucosewaarde vastgesteld wordt?

A

Indien de volgende nuchtere plasmaglucosewaarde terug verhoogd is, moet het HbA1c bepaald worden. Indien die waarde normaal is, moet er niets gedaan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit bestaat de controle en de opvolging van DM?

A
  • Driemaandelijkse controle van voeten, BD, lichaamsgewicht en nuchtere glucose
  • Jaarlijks: HbA1c, serumcreatinine, eGFR, kalium en albumine-creatinineratio in urine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waaruit bestaat het klinisch onderzoek bij het vermoeden van COPD?

A
  • Letten op mate van dyspnoe, AH-frequentie, cyanose, hulpademhalingsspieren en inspiratiestand
  • Auscultatie hart en longen: let op verlengd expirium, expiratoir piepen en crepiteren, hartritme en souffles
  • Ernstige dyspnoe: saturatie, BD, AH- en hartfrequentie meten
  • Meet gewicht, lengte en BMI en ga indien mogelijk na of er ongewenst gewichtsverlies is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer spreekt men van ongewenst gewichtsverlies?

A

Gewichtsverlies van > 5% in 1 maand of > 10% in 6 maand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Juist of fout?

Auscultatie is nodig bij elk vervolgconsult van COPD.

A

Fout, het is enkel nodig bij dyspneuklachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke aanvullende diagnostiek gebeurt bij het vermoeden van COPD?

A

Spirometrie. Indien deze afwijkend is, moet ze herhaald worden na 6 weken. De beste waarde geldt dan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat moet men doen indien men twijfelt tussen astma en COPD?

A

De spirometrie herhalen op een moment waar er klachten aanwezig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer voert men een Rx thorax uit in het kader van COPD?

A

Niet in de diagnostiek maar wel indien er discrepantie is tussen de klachten en de spirometrie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de eerste stap in medicamenteuze behandeling van COPD?

A

Kortdurende luchtwegverwijding met SABA of SAMA. Dit wordt gegeven bij patiënten met weinig hinder of beperkingen en geen longaanvallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij wie geeft en LAMA of LABA voor COPD-patiënten?

A

Patiënten met regelmatige of aanhoudende dyspnoe, hinder of beperkingen of longaanval(len).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer dient men duotherapie met LABA + LAMA bij COPD-patiënten?

A

Wanneer de klachten persisteren ondanks monotherapie.

17
Q

Wanneer worden inhalatiecorticosteroïden gegeven bij COPD-patiënten?

A

Bij frequente longaanvallen ondanks onderhoudstherapie.

18
Q

Wanneer volstaat een LAMA i.p.v. ICS?

A

Bij meer dan 2 longaanvallen maar verder beperkte klachten.

19
Q

Waaruit bestaat de opvolging en monitoring van COPD?

A
  • Controle medicatie na 6 weken
  • Indien medicatie oké: jaarlijkse controle indien lage ziektelast of tweejaarlijkse controle indien verhoogde ziektelast
  • Bij stop ICS: controle na 1-2 maand
  • Spirometrie: indien nodig
20
Q

Welke voorlichting en adviezen worden gegeven in het kader van depressie?

A
  • Dagstructurering en activiteitplanning: regelmaat en dagstructuur hebben positieve invloed op herstel
  • Actieve levenshouding en levenswijze heeft positieve invloed
  • Ontraad gebruik van alcohol en drugs
21
Q

Wanneer raadt men een kortdurende psychologische behandeling aan?

A

Bij patiënten met aanhoudende depressieve klachten en bij lichte depressie.

22
Q

Waaruit bestaat de kortdurende psychologische behandeling?

A
  • Begeleide zelfhulp: programma’s met persoonlijke begeleiding
  • PST (Problem Solving Treatment): beoogt psychische klachten die samenhangen met onopgeloste problemen
23
Q

Wanneer raadt men psychotherapie aan?

A
  • Onvoldoende effect van voorgaande interventies
  • Depressie met ernstig sociaal disfunctioneren, grote lijdensdruk of ernstige psychische comorbiditeir
  • Patiënt die niet voor zelfhulp opteert
24
Q

Wanneer worden antidepressiva voorgeschreven?

A
  • Patiënten die AD verkiezen boven psychotherapie
  • Ernstige depressie ter overbrugging van de wachttijd
25
Q

Waaruit bestaat de opvolging van depressie?

A
  • Na start therapie: controle na 4-6 weken
  • Vervolgconsulten om 1-2 weken
26
Q

Wat is de streefwaarde voor LDL-cholesterol bij cardiovasculaire risicopatiënten?

A

< 1.8 mmol/L.

27
Q

Bij wie moeten statines opgestart worden?

A

Niet-kwetsbare ouderen zonder hart- en vaatziekten ALLEEN bij hoog geschat risico op vasculair event.

28
Q

Wanneer start men bloeddrukverlagende medicatie op?

A

Bij systolische bloeddruk van > 180 mmHg ongeacht het risicoprofiel.