chapter 8 ritmes in wakker zijn en slapen Flashcards

1
Q

wat is de biologische klok?

A

dit reguleert verschillende lichaamsfuncties en is endogeen ( gestuurd van binnenuit )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het endogeen circadiaans ritme?

A

is de regeling van het dagelijkse ritme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het endogeen circannual ritme?

A

regeling van het jaarlijkse ritme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een zeitgeber?

A

factoren die zorgen voor de reset van circadiaans ritme, belangrijkste is licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een jetlag?

A

een verstoring van het circadiane ritme als gevolg van het veranderen van tijdzones

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het verschil tussen phase delay en phase advance?

A

bij phase delay ( westen ) gaat de klok vooruit en ga je later slapen
bij phase advance ( oosten ) gaat klok achteruit en moet je eerder opstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is het gevolg van een langere stijging in cortisol?

A

dit kan neuronen in de hippocampus beschadigen en verkleinen, waardoor je aan geheugenverlies kan leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de suprachiasmaticus nucleus? (SCN)

A

dit is een deel van de hypothalamus, zorgt voor de belangrijkste controle over circadiane ritmes van slaap en temperatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de tractus retinohypothalamus?

A

dit is een zenuwbaan die vanaf ganglioncellen in netvlies door de oogzenuw naar het SCN loopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe komt licht bij de SCN?

A

axonen veranderen de ‘instellingen’ van het SCN door input van ganglioncellen met hun eigen fotopigment ( menalopsine ). ze reageren op gemiddelde hoeveelheid licht, waardoor het ook werkt bij blinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke genen spelen een rol bij het circadiaan ritme en wat stimuleren ze?

A

Period ( PER ) en Timeless ( TIM )
de proteinen stimuleren slaap en inactiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat doet de pijnappelklier?

A

dit wordt gecontroleerd door SCN en geeft melatonine af in de avond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is melatonine?

A

een hormoon dat slaperigheid veroorzaakt. melatonine helpt ook bij het beheersen van de puberteit en bij lichamelijke aanpassingen aan seizoenswisselingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn onderbrekingen van bewustzijn?

A

coma
vegetatieve staat (alleen reactie op pijnprikkel, geen bewustzijn )
minimale staat van bewustzijn ( korte periodes tussendoor van zinvolle acties en beperkte spraak )
hersendood ( geen hersenactiviteit )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is polisomnografie?

A

hier wordt slaap mee gemeten, een combinatie van EEG, oogbewegingsmetingen EOG en spierbeweging EMG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn alfagolven?

A

deze zijn kenmerkend voor ontspannen waakzaamheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is kenmerkend voor fase 1 van slaap?

A

EEG laat onregelmatige lage spanningsgolven zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is kenmerkend voor fase 2 van slaap?

A

kenmerkend zijn sleep spindles ( hoge hersengolven tijdens uitbarsting ) en K-complex ( scherpe golf met hoge amplitude ).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat gebeurd er als er een sleep spindle en K-complex op hetzelfde moment is?

A

dit is een teken dat de thalamus een signaal tegenhoudt ( deze weerhoud om naar de cortex te gaan )

20
Q

wat is kenmerkend voor fase 3 en 4 van slaap?

A

dit worden samen de trage golfslaap genoemd. er zijn langzame golven

21
Q

wat is de slow-wave sleep?

A

dit is de diepe slaap, waarbij de input naar cerebrale cortex is geremd. vaak langzame golven die indiceren dat neuronale activiteit goed is gesynchroniseerd

22
Q

wat zijn kenmerken van de REM slaap?

A

verhoogde neurale activiteit
posturele spieren ontspannen ( zoals in diepe slaap )
REM combineert aspecten van diepe en lichte slaap

23
Q

wat voor invloed heeft de frequentie van wakker worden tijdens slaap?

A

dit correleert met verlies van cellen in de hypothalamus en met een neiging tot cognitieve achteruitgang

24
Q

wat is de reticulaire formatie? (RF)

A

dit is een netwerk van neuronen die betrokken is bij de regulatie van waak-toestand ( arousel ), alertheid en slaap-waakcycli

25
Q

wat is de pontomesencephalon?

A

dit is deel van de RF die zorgt voor corticale opwinding

26
Q

waarom is het moeilijker om in slaap te vallen dan om wakker te worden?

A

omdat wanneer de ionen in een staat zijn die opwinding stimuleert, ze een stabiele concentratie aanhouden

27
Q

wat is de locus coeruleus en hoe zorgt dit voor ‘‘gain’’?

A

dit is een kleine structuur in de pons die meestal inactief is, maar zorgt voor uitbarstingen van impulsen in respons op belangrijke gebeurtenissen.
gain ontstaat doordat LC veel noradrenaline vrijlaat

28
Q

welke neuronen van de hypothalamus bevorderen waakzaamheid?

A

histamine ( opwinding en alertheid )
orexine ( waakzaamheid )
acethylcholine of GABA

29
Q

hoe ontstaat slaap?

A

er is een verminderde sensorische input naar cerebrale cortex. neuronen in thalamus worden gehyperpolariseerd waardoor ze minder reageren op stimuli en dus minder info doorsturen naar cortex.

30
Q

hoe kunnen we bewusteloos blijven?

A

dit komt door inhibitie. axonen die GABA afgeven worden tijdens slaap actiever waardoor connecties tussen hersengebieden zwakker worden.

31
Q

wat zijn de hersenactiviteiten in de REM slaap?

A

verhoogde activiteit in de pons, limische systeem en cortex.
verminderde activiteit in primaire visuele cortex, motorische cortex en dorsolaterale prefrontale cortex

32
Q

wat zijn PGO golven?

A

dit zijn hoge-amplitude elektrische potentialen die REM slaap kenmerken

33
Q

wat is ventrale medulla?

A

een gebied in de hersenstam die slaap reguleert.

34
Q

waar is acethylcholine belangrijk voor?

A

zowel waakzaamheid als REM slaap

35
Q

wat verstoort de REM slaap?

A

serotonine en noradrenaline

36
Q

wat gebeurt er wanneer iemand zijn circadiane ritme phase-delayed is?

A

moeite met in slaap vallen op gewoonlijke tijd, alsof hypothalamus denkt dat het nog niet laat genoeg is

37
Q

wat gebeurd er wanneer iemand phase-advanced is?

A

dan valt iemand makkelijk in slaap maar word vroeg wakker

38
Q

wat is slaap apneu?

A

dit zijn periodes van circa 1 minuut waarin iemand niet ademt in zijn slaap, waardoor ze wakker worden

39
Q

wat is narcolepsie?

A

dit is een aandoening gekenmerkt door frequente periodes van slaperigheid gedurende de dag.

40
Q

wat is een REM gedragsstoornis?

A

dit is wanneer je hevig beweegt tijdens REM slaap en handelt vanuit dromen.

41
Q

wat is een inadequate inhibitoire transmissie?

A

de remmende signalen zijn te zwak, waardoor het zenuwstelsel overgestimuleerd word. ( mogelijke oorzaak van REM gedragsstoornis )

42
Q

wat zijn Night terrors?

A

dit is een intense angst waardoor iemand gillend wakker wordt

43
Q

wat is de activatie-synthese hypothese?

A

droom representeert poging om vervormde informatie te begrijpen

44
Q

wat is de neurocognitieve hypothese?

A

dromen zijn spontane hersenactiviteit gelinkt aan recente herinneringen

45
Q

wat is het hippocampus effect?

A

paired associates leren en reproduceren ( consolidatie )