Chapter 8 Control of Gene Expression Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Cell memory

A

Om ervoor te zorgen dat een delende cel zijn identiteit behoudt, moeten de patronen van genexpressie die verantwoordelijk zijn voor die identiteit worden onthouden en worden doorgegeven aan zijn dochtercellen via alle daaropvolgende celdelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Combinatoriol control

A

Het proces waarbij groepen van transcriptie regulatoren samen werken voor het bepalen van de expressie van een gen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Differentiation

A

Het proces waarbij een cel verandert van het ene celtype naar het andere. Cellen verschillen van elkaar doordat het per cel verschilt welke genen tot expressie komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

DNA methylation

A

Een proces waarbij methylgroepen aan het DNA-molecuul worden toegevoegd. Methylering kan de activiteit van een DNA-segment veranderen zonder de sequentie te veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Epigenetic inheritance

A

Epigenetische overerving. Dit komt door de cell-memory mechanismen en hierdoor blijven patronen van genexpressie behouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gene expression

A

Het proces van uiting van bepaalde genen in het fenotype.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Induced pluripotent stem (iPS) cells

A

Gereprogrammeerde cellen die zich bijna hetzelfde gedragen als embryonale stamcellen. Ze kunnen worden aangestuurd om een verscheidenheid aan gespecialiseerde gedifferentieerde cellen te genereren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Long noncoding RNA

A

Een klasse van RNA moleculen van meer dan 200 nucleotiden lang. Sommige van deze bevorderen de silencing van bepaalde genen. Anderen vouwen in een bepaalde 3D structuur en brengen eiwitten samen die samen functioneren in bepaalde cel processen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

MicroRNA (miRNA)

A

Kleine RNA moleculen die genexpressie beheersen door baseparen te vormen met bepaalde mRNA’s waarmee ze de stabiliteit en de translatie verminderen hiervan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Positive feedback loop

A

Eenmaal geactiveerd door een extern signaal, zal de feedbacklus zichzelf voortdurend activeren, zelfs als de cel zich deelt en het signaal wordt weggenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Positive feedback loop

A

Eenmaal geactiveerd door een extern signaal, zal de feedbacklus zichzelf voortdurend activeren, zelfs als de cel zich deelt en het signaal wordt weggenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Post-transcriptional control

A

Vinden plaats na de transcriptie en spelen een cruciale rol in het verder specialiseren (fine-tuning) van de expressie van bijna alle genen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Promoter

A

De DNA-sequentie waar RNA-polymerase aan bindt. Daarom bepaald de promoter het startpunt van het gen voor het aanmaken van het mRNA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Regulatory DNA sequence

A

De meerderheid van de genen bevatten deze sequenties en worden gebruikt voor het aan en uitzetten van genen na bepaalde signalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Regulatory RNA

A

O.a. microRNAs, small interfering RNAs en long noncoding RNA’s. Spelen een cruciale rol in het reguleren van genexpressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Reporter gene

A

Een gen dat voor een eiwit codeert met een activiteit die makkelijk experimenteel te monitoren is.

17
Q

RNA interference (RNAi)

A

Aan de basis van RNAi ligt de aanwezigheid van een stuk (enkelstrengs)RNA met de sequentie die complementair is aan het uit te schakelen mRNA. Er ontstaat nu een dubbelstrengs RNA. Dit speelt dus een belangrijke rol in het afweersysteem.

18
Q

Small interfering RNA (siRNA)

A

In de eerste stap van RNAi wordt het vreemde dubbelstrengs RNA geknipt door het eiwit Dicer in siRNA’s. Ze worden vervolgens meegenomen door het RISC eiwit. Dit eiwit gooit een streng van een siRNA duplex weg en gebruikt de overgebleven streng om complementair RNA te zoeken en te vernietigen.

19
Q

Transcription regulator

A

Een eiwit dat zich bindt aan specifieke DNA-sequenties, waardoor de hoeveelheid transcriptie van genetische informatie van DNA naar mRNA gecontroleerd wordt.

20
Q

Transcriptional activator

A

Een transcriptiefactor die een gen aanzet.

21
Q

Transcriptional repressor

A

Een transcriptiefactor die een gen uitzet.