Chapter 19 Sexual Reproduction and Genetics Flashcards
Allele
Een allel is een onderdeel van een gen. Eén gen is opgebouwd uit twee allelen.
Asexual reproduction
Ongeslachtelijke voortplanting: er zijn geen geslachtscellen of bevruchting nodig.
Bivalent
Wanneer tijdens meiose I de gedupliceerde homologen pairen, vormen ze een bivalent, bestaande uit 4 zusterchromatiden aan elkaar.
Chiasma (plural chaismata)
Wanneer de meiotische profase is geëindigd, gaan de homologen uit elkaar. Elk bivalent blijft nog aan elkaar door op zijn minst een chiasma. Door deze chiasmata kan crossing-over plaatsvinden.
Classical genetic approach
Zoeken voor gemuteerde fenotypes en dan de verantwoordelijke genen isoleren.
Complementation test
Een complementatietest kan worden gebruikt om te testen of mutaties in verschillende genen zitten. Complementatie zal gewoonlijk zwakker of helemaal niet optreden als de mutaties in hetzelfde gen zitten. Het gemak en de essentie van deze test is dat de mutaties die een fenotype produceren, kunnen worden toegewezen aan verschillende genen zonder de exacte kennis van wat het genproduct doet op moleculair niveau.
Crossing-over
Het verschijnsel tijdens de meiose waarbij twee homologe chromosomen stukken DNA uitwisselen.
Diploid
Een cel is diploïd wanneer het in de celkern elk chromosoom tweemaal heeft.
Fertilization
De bevruchting: de samensmelting van twee haploïde gameten.
Gain-of-function mutation
Een mutatie die een nieuwe eigenschap produceert of ervoor zorgt dat een eigenschap verschijnt in ongeschikte weefsels of op ongepaste momenten in ontwikkeling.
Gamete
Een haploïde cel die zorgt voor de geslachtelijke voortplanting.
Genetic map
Een type chromosoomkaart die de relatieve locaties van genen en andere belangrijke kenmerken laat zien.
Genetic screen
Een experimentele techniek die wordt gebruikt om individuen te identificeren en te selecteren die een fenotype van belang hebben in een gemutageniseerde populatie.
Genetics
De studie van de overerving.
Genotype
De verzameling eigenschappen van het individu die is geërfd van de ouder of ouders.
Germ line
De kiembaan is bij meercellige organismen de groep cellen waaruit uiteindelijk de gameten worden gevormd.
Haploid
Een cel is haploïd wanneer het in de celkern elk chromosoom enkel heeft.
Haplotype block
Segmenten van nucleotidesequenties die intact zijn doorgegeven van onze verre voorouders en die nog niet zijn afgebroken door cross-overs.
Heterozygous
Een diploïde organisme is heterozygoot op een genlocus wanneer zijn cellen twee verschillende allelen bevatten.
Homolog
Een van een paar chromosomen die van elkaar scheiden tijdens de eerste meiotische deling.
Homologous recombination
Uitwisseling tussen nucleïnezuren met (nagenoeg) dezelfde sequentie.
Homozygous
Een diploïde organisme is heterozygoot op een genlocus wanneer zijn cellen twee dezelfde allelen bevatten.
Law of independent assortment
Deze wet zegt dat de allelen van twee (of meer) verschillende genen onafhankelijk van elkaar in gameten worden gesorteerd.
Law of segregation
Deze wet zegt dat de twee allelen voor elke eigenschap scheiden tijdens de vorming van gameten en zich vervolgens willekeurig verenigen.