Chapter 36 & 37: Begrippen Flashcards
Ader
Vene; richting van bloedstroom in ader is naar hart toe
ADH
Antidiuretisch hormoon; stimuleert terugresorptie van water vanuit nierkanaaltjes naar bloed
Alcohol
Ethanol; ontstaat bij alcoholische gisting
Aminozuren
Organische verbindingen met carboxyl-, amino- en restgroep; er zijn 20 verschillende aminozuren die bouwstenen van alle eiwitten vormen
Amylase
Zetmeel afbrekend enzym
Appendix
Wormvormig aanhangsel van blinde darm
Bacterie
Eencellig organisme zonder kern en mitochondriën; sommige soorten hebben chlorofyl
Bestrijdingsmiddelen
Middelen die mens inzet om plaag te bestrijden
Bijnier
Hormoonklier bovenop nier, bestaat uit bijniermerg en bijnierschors
Bilirubine
Ontstaat na afbraak van hemoglobine; bestanddeel van gal
Bloeddruk
Druk die bloed op wand van bloedvat uitoefent; uitgedrukt in mmHg (millimeter kwik)
Emulgator
Stof die zorgt dat mengsel van water en vetten emulsie wordt (homogeen verdeeld)
Enzym
Biokatalysator; stof die biochemische reactie versnelt
Fibrinogeen
Voorstadium van fibrine; bevindt zich in bloedplasma
Gal
Uitscheidingsproduct van lever, dat via galwegen in 12-vingerige darm terecht komt; bevat galzure zouten, cholesterol en bilirubine
Glomerulus
Kluwen haarvaten in nierkapsel (kapsel van Bowman)
Glucagon
Hormoon, gevormd door eilandjes van Langerhans; zorgt voor glucosetoename in bloed; antagonist van insuline
Glycerol
Alcohol met drie OH-groepen per molecuul; bestanddeel van vetten: molecuul glycerol bindt drie vetzuren
Glycogeen
Dierlijk koolhydraat, polymeer van glucosemoleculen; opslagstof van glucose bij dieren