Chapter 2 Flashcards

1
Q

Descartes

A

Twijfelen aan alles —> op zoek naar simple natures = fundamentele eigenschappen van fysieke fenomenen waar je niet aan kunt twijfelen
=> in fysieke wereld: existentie en beweging

In de wereld 2 soorten kwaliteiten:
- primaire kwaliteiten = (van de objecten zelf) vorm, hoeveelheid, beweging
- secundaire kwaliteiten = (wanneer wij als mensen interactie hebben met objecten) zicht, geluid, gevoel

Mechanistische fysiologie = lichaam is een machine (fysica; universum gevuld met deeltjes)
Dacht: zenuwen = holle buizen met vloeistof animal spirits
—> reflex
- automatische reflex
- aangeleerde reflex
- passies/emoties

Dualisme = aan zintuigen kun je twijfelen, maar “ik denk dus ik besta”
—> zeker weten dat er iets is dat twijfelt (ziel)
Interactief dualisme = materieel lichaam en immateriële ziel interactie via pijnappelklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Locke

A

Ziel (aangeboren ideeën) niet nodig voor kennis
Sensaties (input v zintuigen) + reflecties (combinaties van ervaringen die je hebt) = herinnering

Soorten kennis:
- Intuïtieve kennis = directe ervaring; rood is rood, niet groen
- Demonstratieve kennis = kennis die je kunt uitleggen; wiskunde, geometrie
- Sensitieve kennis = kennis die je krijgt via ervaring/waarneming; simpele ideeën combineren tot complexere

Associatie v ideeën door continuïteit = ideeën zitten dicht op elkaar in de tijd
Associatie v ideeën door gelijkenis = dingen die op elkaar lijken ga je met elkaar combineren

Blinde persoon gedachte-experiment (Molyneux): wanneer blind persoon (herkenning geleerd dmv tast) zicht terugkrijgt, moet deze nog LEREN visueel onderscheid te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leibniz

A

Alles bestaat uit levende organismes/monaden:
1. Opperste monade —> God
2. Rationele monade —> apperceptie = bewust waarnemen & analyseren van zaken
3. Waarnemende monade —> perceptie = zaken waarnemen zoals ze zijn
4. Enkelvoudige monaden —> geen duidelijk bewustzijn

Noodzakelijke waarnemingen = er zitten als iets van persoonlijkheidstrekjes ingebouwd waardoor je je in een bepaalde richting ontwikkelt
Minuscule waarnemingen = zaken die wel gebeuren, waar je je (nog) niet van bewust bent, maar die al wel je acties beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op welke manieren vergaart Descartes kennis?

A
  • Zoeken naar simple natures
  • Twijfelen aan alles
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waaruit bestaat een reflex?

A

Stimulus + respons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Van wie kwam de vraag aan Descartes: Hoe interacteren het materiële lichaam en de immateriële geest?

A

Elizabeth van Bohemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat deed de filosoof Hume met Locke’s associatie van ideeën?

A

Hij werkte ze uit in wetten van gelijkenis en continuïteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het pantheïsme was een inspiratie voor Leibniz’ monadologie, van wie kwam dit?

A

Spinoza

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly