Chapter 1 Flashcards

1
Q

Socrates

A

Tegen opschrijven van gedachten (konden nooit zo geheel opgeschreven worden als de perfecte/gehele ideeën/gedachten in ons hoofd.

Niet anderen vertellen hoe ze moesten denken, maar vragen stellen om zelf te laten ontdekken vd waarheid die ze diep vanbinnen al wisten door te redeneren

—> bij Plato ideeën nativisme (= ideeën en kennis zijn aangeboren) en rationalisme (= rede gebruiken om tot kennis en waarheid te komen)

Menselijke psyche/ziel = onsterfelijk en wordt herhaaldelijk gereïncarneerd —> door vraag-antwoordproces helpen deze kennis te “herinneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Plato

A

Probleem met waarneming: niet iedereen altijd eens

Onderscheid tussen verschijningsvorm (appearance) en ideale vorm (bevindt zich in je geest) = sensorische input is niet echt

—> idee dat achter elke waarneming ook perfect/algemeen beeld zit = idealisme

Allegorie vd grot

Psyche vd mens: rede staat centraal (metafoor = wagenmenner die paarden lusten en plichten en moed in bedwang moet houden.

  • Door lusten laten leiden = gewone volk
  • Door moed en plichten laten leiden = soldaten
  • Door rede laten leiden = bestuurders/elite leiders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hippocrates

A

Dokter; beschreef ziektes als natuurlijke fenomenen ipv demonische of bovennatuurlijke interventies

Humorale theorie: gezondheid en ziekte verklaren aan de hand van aan- of afwezigheid van 4 humores: bloed, gele gal, zwarte gal, slijm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aristoteles

A

Empirisme: kennis = observatie/waarneming + classificatie (= orde aanbrengen in observaties)

Geest heeft aantal filters —> filteren van observatie door de categorieën van ervaring om te kunnen ordenen adhv: substantie (wat), kwantiteit (hoeveel), kwaliteit (kleur, vorm), plaats (waar), tijd (wanneer), relatie (bv groter-kleiner), activiteit (wat doet het)

Verschillende zielen:
- Vegetatieve zielen —> capaciteiten: voeden, voortplanten
- Sensitieve zielen —> hebben sensaties, kunnen bewegen, onthouden, verbeelding
- Rationele zielen —> logisch kunnen redeneren over de wereld (mensen als enigen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Alhazen

A

Optica (= visuele waarneming)

Zei: zien is passief (stralen die binnenkomen) ipv actief (stralen die uitgezonden worden en de wereld aftasten)

Camera Obscura

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Avicenna

A

Je kunt niet alleen naar buiten kijken (= externe zintuigen: reuk, zicht, tast, smaak, gehoor), maar ook naar binnen (= interne zintuigen: geheugen, verbeelding, inschatting, neiging etc.)

Uitbereiding van Aristoteles’ functies van de ziel

Floating man gedachte-experiment —> zelfbewustzijn in een ruimte vol met niks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef de definitie van een sofist

A

Leraar die zich kritisch opstelt tegenover mythen en (tegen betaling) aan leerlingen oplegt hoe en wat ze moeten denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke Griekse filosoof wordt geassocieerd met het empirisme?

A

Aristoteles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de rol van Aristoteles’ categorieën van ervaring?

A

Ze filteren observaties van de dingen die we waarnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de rol van Aristoteles’ categorieën van ervaring?

A

Ze filteren observaties van de dingen die we waarnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Met welke belangrijke categorie breidde Avicenna de functies van de ziel van Aristoteles uit?

A

Interne zintuigen (= bv. Inschatting en neiging)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly