Chapter 1: Horizontal collaboration Flashcards

1
Q

Vertical cooperation (definition)

A

Samenwerking met upstream of downstream partners, mogelijks op meerdere niveaus van de SC.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2 voorbeelden van Vertical cooperation

A
  1. Retailer-supplier-partnership (RSP): It’s the formation of strategic alliances between the retailers and their suppliers. eg. Distributor Integration: This appreciates the value of the distributors and their relationship with the end users and provides them with the necessary support to be successful.
  2. Vendor Managed inventory (VMI): business model where the buyer of a product provides information to a vendor of that product and the vendor takes full responsibility for maintaining an agreed inventory of the material, usually at the buyer’s consumption location.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Horizontale collaboratie (definitie)

A

Strategisch partnership tussen 2 of meer bedrijven (mogelijks concurrenten), actief op het zelfde niveau van de SC. Hierdoor kunnen ze synergie creeren die individueel niet mogelijk zouden zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voordelen van horizontal collaboratie? (3)

A
  • kost reductie door schaalvoordelen en optimaal gebruik van resources
  • Hoger service level
  • Meer duurzame manier van werken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Moeilijkheden/ nadelen van Horizontale collaboratie? (5)

A
  • Delen van (gevoelige) informatie is nodig
  • Verlies van flexibiliteit en geen volledige controle meer
  • Initiele investering en coordinatie kost nodig
  • Opletten met de EU anti-trust laws
  • Hoe moet verantwoordelijkheid en kost worden verdeeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Faire kostallocatiemethodes eigenschappen (9)

A
  1. Individuele rationaliteit
  2. Efficientie
  3. Symmetrie
  4. Stabiliteit
  5. Uniek
  6. Dummy methode
  7. Additiviteit
  8. Monotoniciteit
  9. Monotoniciteit v/d populatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de Intuïtieve verdelingsmethodes? (4)

A
  • Gelijke verdeling
  • Gewogen verdeling bv. Volume
  • Scheidbare/ Onscheidbare kosten (Alternative cost avoiding method = ACAM)
  • Gelijke relatieve winst (Equal profit method = EPM)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de twee speltheoretische benaderingen?

A
  • Shapley value

* Nucleolus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de formule voor de shapley value methode?

A

zie boek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Traditionele versus horizontale bundeling?

A

Traditionele bundeling:

  • passieve bundeling
  • ad hoc optimalisatie
  • rigide leveringsschema

Horizontale bundeling:

  • Actieve bundeling
  • Maximalisatie van synchronisatie
  • Dynamische leveringsschema
  • Optimalisatie i/d tijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer mogen horizontale collaboraties (uitzonderingen)?

A

Efficientieverbetering:

  • Hoge beladingsgraad
  • Duurzame vervoersmodi
  • Reductie van de kosten

Spill-over effect voor milieu en klanten:

  • Service level stijgt
  • CO2 uitstoot daalt

Samenwerking voor synergie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom neutrale derde partij nodig?

A

Eliminatie van competitie tegengaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de functie van de neutrale derde partij?

A

Offline:

  • matching van partners
  • Inschatten van potentieel en synergie
  • Kostenverdeling opzetten
  • Legale aspecten en contracten (clausules coor toetreding)
  • Opvolging en bijsturing van samenwerking

Online:

  • Actieve orchestratie v/d goederenstroom
  • Real-time combineren en synchroniseren van transport
  • “Controle-toren”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de 5 objectieven van het CO3 project EU?

A
  1. Kost reductie
  2. Groei
  3. Innovatie
  4. Informatie en snelle responstijd
  5. Sociale relevantie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly