Chapitre 5 Mon style est chic! : Vocabulaire A et B Flashcards
le vêtement
het kledingstuk
le T-shirt
het T-shirt
le pantalon
de broek
le sac
de tas
les lunettes de soleil
de zonnebril
le magasin
de winkel
la capitale
de hoofdstad
les cheveux
het haar
de taille moyenne
gemiddeld van lengte
gris(e)
grijs
ou
of
porter
dragen
acheter
kopen
adorer
dol zijn op
détester
een hekel hebben aan
trouver
vinden
jouer
spelen
entrer
binnengaan
découvrir
ontdekken
descendre
uitstappen, naar beneden gaan
het kledingstuk
le vêtement
het T-shirt
le T-shirt
de broek
le pantalon
de tas
le sac
de zonnebril
les lunettes de soleil
de winkel
le magasin
de hoofdstad
la capitale
het haar
les cheveux
gemiddeld van lengte
de taille moyenne
grijs
gris(e)
of
ou
dragen
porter
kopen
acheter
dol op zijn
adorer
een hekel hebben aan
détester
vinden
trouver
spelen
jouer
binnengaan
entrer
ontdekken
découvrir
uitstapen, naar beneden gaan
descendre
gratuit(e)
gratis
gratis
gratuit(e)
les montagnes russes
de achtbaan
de achtbaan
les montagnes russes
la vitesse
de snelheid
de snelheid
la vitesse
génial(e)
geweldig
geweldig
génial(e)
visiter
bezoeken
bezoeken
visiter
presque
bijna
bijna
presque
à partir de
vanaf
vanaf
à partir de
l’eau
het water
het water
l’eau
blond(e)
blond
blond
blond(e)
roux/rousse
roodharig/rossig
roodharig/rossig
roux/rousse
court(e)
kort
kort
court(e)
vieux/vieille
oud
mince
slank
slank
mince
oud
vieux/vieille
gros/grosse
dik
dik
gros/grosse
long/longue
lang
lang
long/longue
la robe
de jurk
de jurk
la robe
la ceinture
de riem
de riem
la ceinture
les chassures
de schoenen
de schoenen
les chassures
le casque
de helm
de helm
le casque
les yeux
de ogen
de ogen
les yeux
Wie is Wilfred Zaha?
C’est qui, Wilfred Zaha?
Het is een vietballer.
C’est un footballeur.
Is hij groot?
Il est grand?
Nee, hij is gemiddeld van lengte.
Non, il est de taille moyenne.
Crystal Palace FC, wat is dat?
Le Crystal Palace FC, qu’est-ce que c’est?
Het is een voetbalclub.
C’est un club de foot.
Heeft hij groene ogen?
Il a les yeux verts?
Nee, hij heeft blauwe ogen.
Non, il a les yeux bleus.
Draagt hij een bril?
Il porte des lunettes?
Vind je dat hij mooi is?
Tu trouves qu’il est beau?
Ja, ik vind dat hij heel mooi is.
Oui, je trouve qu’il est très beau.