chapitre 4 vocabulaire 1 Flashcards
1
Q
la ville natale
A
de geboortestad
2
Q
le deces
A
het overlijden
3
Q
l’association
A
de vereniging, de stichting
4
Q
avoir mal au coeur
A
misselijk zijn
5
Q
une radio
A
een rontgenfoto
6
Q
de verloofde
A
le fiance, la fiancee
7
Q
oprichten
A
fonder
8
Q
een ongeluk
A
un accident
9
Q
een gebroken been
A
une jambe cassee