chapitre 3 vocabulaire 3 Flashcards
1
Q
devant l’ecran
A
voor het scherm
2
Q
faire la cuisine
A
koken
3
Q
des haricots blances (m mv)
A
witte bonen
4
Q
l’appranti (m)
A
de leerjongen
5
Q
a la suite de
A
na, ten gevolge van
6
Q
recemment
A
kort geleden, onlangs
7
Q
raisonnable
A
verstandig
8
Q
decede
A
overleden
9
Q
een hoofdrol
A
un role principal
10
Q
inderdaad, namelijk
A
en effet
11
Q
weerstand bieden aan
A
resister a
12
Q
de koningin
A
la reine
13
Q
studeren
A
faire des etudes
14
Q
met spoed
A
en urgance
15
Q
in dienst nemen
A
engager