chapitre 2 Flashcards
de natie
la nation
de monarchie
la monarchie
een republiek
une république
een dictatuur
une dictature
de rechtsstaat
l’Etat de droit
een unitaire staat
l’Etat unitaire
de federale staat
l’Etat fédéral
een deelstaat
Une entité fédérée
de grondwetsherziening
la révision de la constitution
de grondwetshervorming
la réforme constitutionnelle
de staatshervorming
la réforme de l’Etat
het separatisme
la séparatisme
de constitutieve autonomie
l’autonomie constitutive
de onafhankelijkheid
l’indépendance
een taalgebied
une région linguistique
de gewesten
les régions
het Waals gewest
la Région wallonne
het Vlaams gewest
la Région flamande
het Brussels Hoofdstedelijk gewest
la Région Bruxelles-capitale
de gemeenschappen
les communautés
de Vlaamse gemeenschap
la Communauté flamande
de Franse gemeenschap
la Communauté française
de Duitse gemeenschap
la Communauté germanophone
de Franse gemeenschapscommissie
La commission communautaire française
de Vlaamse gemeenschapscommissie
la commission communautaire flamande
de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie
la commision communautaire commune
de provincie
la province
de gemeente
la commune
de gemeenteraad
le conseil communal
de burgemeester
le bourgmestre
de schepenen
les échevins
de gouverneur
le gouverneur
de bevoegdheden
les compétences
tot de bevoegdheden horen van
être de la compétence de
bevoegd zijn voor
être compétent pour
de exclusieve bevoegdheden
les compétences exclusives
de parallelle bevoegdheden
les compétences parallèlles
de overdracht van bevoegdheden
le transfert de compétences
de federale bevoegdheden
les compétences fédérales
het leger
l’armée
de justitie
la justice
de sociale zekerheid
la sécurité sociale
de buitenlandse zaken
les affaires étrangères
de binnenlandse zaken
les affaires intérieures
de gemeenschapsbevoegdheden
les compétences communautaires
de cultuur
la culture
het onderwijs
l’enseignement
het taalgebruik
l’emploi des langues
de persoonsgebonden aangelegenheden
les matières personnalisables
het gezondheidsbeleid
la politique de la santé
bijstand aan personen
l’aide aux personnes
de jeugdbescherming
la protection de la jeunesse
de sociale bijstand
l’aide sociale
de gewestbevoegdheden
les compétences régionales
de economie
l’economie
de werkgelegendheid
l’emploi
de landbouw
l’agriculture
de huisvesting
le logement
het leefmilieu en het waterbeleid
l’environnement et la politique de l’eau
de energie
l’énergie
het vervoer
le transport
de ruimtelijke ordening en stedenbouw
l’aménagement du territoire et l’urbanisme
het toezicht over de provincies en gemeenten
la tutelle sur les provinces et les cummunes
de openbare werken
les travaux publics
het wetenschappelijk onderzoek
la recherche scientifique
de internationale betrekkingen
les relations internationales
de wetgevende macht
le pouvoir législatif
de uitvoerende macht
le pouvoir exécutif
de rechterlijke macht
le pouvoir judiciaire
de scheiding der machten
la séparation des pouvoirs
een macht
un pouvoir
een macht uitoefenen
éxercer un pouvoir
beschikken over een macht
détenir un pouvoir
een rol
une rôle
een rol die hem is toebedeeld
une rôle qui lui est dévolu
een functie
une fonction
een functie uitoefenen
exercer une fonction
een functie vervullen
remplir une fonction
een taak
une tâche
een taak uitvoeren
exécuter une tâche
een opdracht
une mission
belast zijn met
être chargé de
moeten doen
être tenu de
het is aan… om… te doen
il lui incombu de