Ch6-1 Flashcards
1
Q
Attitude
A
Houding
2
Q
Témoignage
A
Getuigenis
3
Q
Référence
A
Verwijst
4
Q
Omniprésent
A
Alomtegenwoordig
5
Q
Remarquer
A
Opmerken
6
Q
Les autorités
A
De overheid
7
Q
La limitation
A
De beperking
8
Q
Limiter
A
Beperken
9
Q
Exister
A
Bestaan
10
Q
Contenir
A
Bevatten
11
Q
Le comportement
A
Het gedrag
12
Q
A long terme
A
Op lange termij
13
Q
A court terme
A
Op korte termij
14
Q
Mûr
A
rijp
15
Q
L’achat
A
De aankoop
16
Q
Revenir à
A
Op iets neerkomen
17
Q
Le bonheur
A
Het geluk
18
Q
Le succès
A
Het succes
19
Q
Le désir
A
Het verlangen
20
Q
Tourner autour
A
Draaien om
21
Q
L’ambiance
A
De sfeer
22
Q
Repousser
A
Afstoten
23
Q
Indirectement
A
Onrechtstreeks
24
Q
La technique
A
De techniek
25
Q
Séduire
A
Verleiden
26
Q
Le grand magasin
A
Het warenhuis
27
Q
La réduction
A
De korting
28
Q
L’échantillon
A
Het staal
29
Q
Prudent
A
Voorzichtig
30
Q
Se faire avoir
A
Zich laten foppen
