Casus 4: Muriël Flashcards
Aandachtspunten verplaatsen patiënt:
Neem de juiste houding aan voordat je de patiënt gaat verplaatsen of kantelen.
Verdeel de werklast gelijkmatig voordat je de patiënt gaat verplaatsen.
Stel het bed in op de juiste werkhoogte. Houdt de patiënt zo de dicht mogelijk bij je lichaam wanneer je hem verplaatst.
Duw voorwerpen als je ze verplaatst. Trek/duw niet, kost het geen onnodige energie.
Gebruik voor tillen en verplaatsen de grote spieren. Dat zijn niet je rug spieren, maar juist je been en bilspieren. Beweeg de heupen en schouders als een geheel.
Niet leunen en strekken, houd je romp recht.
Vraag om hulp van anderen of maak gebruik van transferapparatuur als je met zware patiënten of lastige situaties werkt.
Draai je lichaam niet tijdens de transfer van de patiënt.
Houd je onderrug in een neutrale positie.
Actieve lift: Indicaties
De patiënt heeft nog Sta-functie, Rompbalans en Arm- en schouderfunctie.
De Patiënt is in staat om instructies op te volgen.
Zelfstandige transfers zijn niet mogelijk.
Actieve lift: Contra-indicaties
Er is geen of onvoldoende, sta-functie, rompfunctie, armfunctie of begrip.
Onvoldoende of onbetrouwbare sta-functie door dystonie.
Angst, Tegenwerking
Teveel onwillekeurige bewegingen:
In handen (hierdoor wordt het vasthouden van de lift bemoeilijkt).
Van de armen (hierdoor kan de band onder de oksels schieten).
Van de benen (waardoor deze van de voetenplank schieten).
Passieve lift: Indicaties
Transfers met een actieve lift zijn niet (meer) mogelijk.
Transfers met een passieve lift sparen energie van de cliënt en bieden meer comfort dan de transfers met de actieve lift.
Passieve lift: Contra-indicaties
De beweeglijkheid zorgt voor gevaarlijke situaties.
De transfer veroorzaakt veel pijn, angst en/of discomfort
Oorzaken decubitus
Verminderde voedingstoestand. Vochttoestand van de huid.
Verminderde perfusie (bloeddoorstroming) en zuurstofvoorziening.
Wrijf en schuifkrachten. Toegenomen lichaamstempratuur.
Stoornissen in de zintuigelijke waarneming. Verslechterde algemene gezondheidstoestand.
Decubitus fase I
Niet verblekende roodheid van de intacte huid. Verkleuring van de huid, warmte, oedeem, verharding (induratie), of pijn zijn mogelijke kenmerken. Bij patiënten met een donkere huidskleur is de roodheid minder zichtbaar. Hierbij vergelijk je het aangedane weefsel met het omliggende weefsel en let je op of het gebied pijnlijk, stevig/zacht, warmer/koeler is.
Decubitus fase II
Blaar of verlies van een deel van de huidlaag. Ondiep huidverlies dat eruit ziet als een ondiep open zweer met een rozerood wondbed, zonder afgestoten huid. An er ook uitzien als een intacte of open/opengebarsten met serum of serum/bloed gevulde blaar. De wond ziet eruit als een glimmende of droge ondiepe zweer zonder afgestoten huid kneuzing.
Decubitus fase III
Verlies van een volledige huidlaag (zichtbaar diep huidverlies, onderhuids en zichtbaar). Verlies van de volledige huidlaag subcutaan vet kan zichtbaar zijn, maar bot, spieren en pezen liggen niet bloot. Wondbeslag kan aanwezig zijn. Huiddefect met schade of weefselversterf (necrose) van huid en onderhuids weefsel (subcutis). De schade kan zich uitstrekken tot aan het onderliggende bindweefselvlies (fascie). De huid kan wat afgestoten zijn. Ondermijning en ondertunneling kunnen aanwezig zijn. De diepte verschilt per locatie, op de neusbrug, oor, het achterhoofd en de enkels ontbreekt onderhuids vetweefsel, op deze plekken zijn de wonden vaak oppervlakkig.
Decubitus fase IV
Verlies van de volledige weefsel laag (spier/bot) is zichtbaar. Een vervloeid wondbeslag of necrotische korst kan aanwezig zijn. De diepte hangt ook weer af van de locatie. De wonden kunnen zich uitstrekken tot in de spieren en of steunstructuren (bijv. banden, pezen of gewrichts-kapsels). Deze fase van decubitus kan zich ook onder een intacte huid manifesteren.