Cariologie hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

Wat is Early childhood cariës, ECC?

A

zeer snel en op uitgebreide schaal ontwikkelen van cariës bij kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is Verborgen cariës (hidden cariës)?

A

Soms ontwikkelt zich vanuit de fissuren een cariës proces dat zich in de dentine ver uitbreidt, zonder dat dat zichtbaar is in het glazuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vanuit waar ontwikkelt zich Hidden cariës?

A

vanuit de fissuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe noem je dit:
cariës bereidt zich niet uit, geen plaque, laesie glad/glimmend. Remineralisatie heeft de overhand  Het proces is tot stilstand gekomen 

A

Bedwongen cariës, inactieve of niet- actieve cariëslaesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Secundaire cariës kan je onderverdelen in?

A
  • Restcaries (residual cariës): cariës die is achtergebleven toen de vulling werd gemaakt
  • Recurrent cariës: nieuw ontstane cariës die gevormd is nadat de vulling is geplaatst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is een DMFT/DMFS getal?

A

de som van alle cariës laesies die ooit in het gebit zijn ontstaan (cariës verleden, cariës experience)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waar staan deze letters voor? DMFT/DMFS

A
  • D: Decayed (gecaviteerd)
  • M: Missing (geëxtraheerd vanwege cariës)
  • F: Filled (gerestaureerd)
  • T: Teeth (aantal tanden)
  • S: Surfaces (aantal vlakken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Soms wordt onder D (DMFT/DMFS) component ook niet gecativeerde cariës geteld. Dit wordt aangegeven met onderindex D1, D2 en D3. Wat houden deze in?

A
  • D1: niet gecaviteerde glazuurlaesie
  • D2: gecaviteerde glazuurlaesie
  • D3: dentine laesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Benoem de predilectie plaatsen (klassen indeling caviteiten volgens Black)

A
  • Klasse I: Putjes of fissuren
  • Klasse II: Caviteiten van approximale vlakken van de premolaren en molaren
  • Klasse III: Caviteiten van approximale vlakken van het front waarbij de hoek niet gerestaureerd hoeft te worden
  • Klasse IV: Caviteiten van approximale vlakken van het front waarbij de incisiale hoek WEL gerestaureerd moet worden
  • Klasse V: Linguaal of buccaal langs de tandvleesrand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tandplaque (organische substantie) bestaat uit:

A
  • 70% uit bacteriën
  • Bacteriële producten
  • Speekseleiwitten
  • Uit de voeding opgeslote stoffen
  • Plaquevloeistof waarin opgelost mineralen zoals calcium en fosfaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Door wie is de model met overlappende cirkels bedacht, waarvoor dient het en welke factoren spelen een rol?

A
  1. Keyes en jordan, 1963
  2. Eenvoudig model om cariesrisico te bepalen
  3. Vroeger bestond het uit tand, tandplaque en dieet
    Later is aangevuld met factoren: tijd, fluoride, speeksel, sociale en demografische factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ongeveer hoeveel micro-organismen leven er in de mond?

A

Meer dan 6000

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Exacte samenstelling plaque hangt af van?

A
  • Locatie mond
  • Voeding
  • Mondhygiëne
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cariogene tandplaque wordt getypeerd aan?

A
  • Er wordt relatief veel zuur gevormd
  • Bacteriën zijn goed bestand tegen zuur
  • Overmaat aan suikers kan worden opgeslagen als reservevoedsel
  • Er wordt veel plaquevolume opgebouwd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Groep bacterien in carinogene plaque die in aantallen zijn toegenomen zijn?

A

mutans-streptokokken en lactobacillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doen mutant streptokokken en lactobacillen bij het ontwikkelen van cariës?

A

Mutans streptokokken zijn vanaf het begin betrokken bij de ontwikkeling van cariës.

Lactobacillen zijn micro-organismen die in een carieuze omgeving gedijen en bijdragen aan het voortschrijden van cariës

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Is tandplaque op elke plaats even cariogeen?

A

Nee, kan op de ene plaats meer cariogeen zijn dan op andere door hoge concentraties mutants- streptokokken en lactobacillen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Om lactobacillen en mutans-streptokokken in speeksel te tellen zijn kweeksetjes beschikbaar. Waar geeft dit onderzoek informatie over?

A

Geeft geen informatie over een specifieke locatie en het zijn slechte voorspellers van cariesactiviteit. Alleen lage uitkomsten of de afwezigheid van mutans-streptokokken geven wijzen op een lage cariës activiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Grote aantallen mutans- streptokokken en lactobacillen in plaque zijn waarschijnlijk het gevolg van…

A

een frequente suikerinname en daaruit voortvloeiende perioden met lage pH-waarden in de tandplaque.

Omgekeerd is aangetoond dat een drastische beperking van de suikerconsumptie de aantallen mutans-streptokokken en lactobacillen verminderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoelang duurt het voordat demineralisatie optreedt?

A

Het kost meerdere dagen voordat de tandplaque genoeg acidogene bacteriën bevat om de pH na suikerinname te verlagen tot het niveau waarbij demineralisatie optreedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Binnen hoeveel dagen zou je de plaque moeten verwijderen volgens de theorie?

A

op elke tweede dag, maar mensen zijn daar niet in staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Weinig mensen zijn echter in staat om hun tanden te reinigen tot het niveau dat nodig is om cariës te voorkomen.
waaruit blijkt dit?

A

Dat is gebleken in het pre-fluoride tijdperk, toen vijfjarigen gemiddeld achttien caviteiten hadden en twaalfjarigen gemiddeld acht. Dat zoveel verschillende bacteriën samenleven in tandplaque, wijst op een ingewikkelde structuur en op gecompliceerde interacties tussen de verschillende bacteriën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar bestaan tanden uit?

A

hydroxylapatiet, een calciumfosfaatmineraal Ca10(PO4)6(OH)2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar bestaan tanden uit?

A

hydroxylapatiet, een calciumfosfaatmineraal Ca10(PO4)6(OH)2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wanneer demineraliseren de tanden?

A

Bij een omgevings - pH lager dan circa 5,5 (bij geen fluoride gebruik)
of 5,0 (bij dagelijks fluoride gebruik)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat gebeurd er bij het proces van remineralisatie?

A

Opgelost calcium en fosfaat gaan weer neerslaan op de overgebleven minerale kristallen.
Langzamer proces dan demineralisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe verloopt het cariesproces bij remineralisatie?

A

Wanneer de remineralisatie genoeg tijd krijgt kan zij de schade die bij demineralisatie is ontstaan opheffen.

Wanneer er onvoldoende tijd is voor remineralisatie zal het cariës proces zich voortschrijden en zal zich een laesie ontwikkelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke van de onderstaande is kwetsbaarder en waarom?
Glazuur & dentine

A

Dentine is kwetsbaarder dan glazuur door de structurele verschillen (poreuzer van structuur en een groter kristaloppervlak) en door verontreiniging in het kristalrooster.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat hebben bacteriën nodig uit voeding om te leven en wanneer wordt zuur geproduceerd?

A

Bacteriën hebben koolhydraten uit de voeding nodig om te leven, maar bij vergisting wordt zuur geproduceerd dat de demineralisatie in gang zet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Het voedingsadvies ter preventie van cariës is globaal gebaseerd op drie principes:

A
  1. Frequentie voedselinname is belangrijker dan de hoeveelheid
  2. Verlaging van de pH (zuurstoot) duurt ongeveer 30 minuten

3.De plakkerigheid is een belangrijke factor voor de cariogeniciteit van voedsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

duurt een zuurstoot aan tanden altijd 30 min?

A

nee, Informatie die werd vergaard met pH-metingen in de tandplaque, heeft laten zien dat de aanname dat een zuurstoot 30 min duurt, niet altijd klopt. Een door eten veroorzaakte pH-verlaging kan urenlang duren wanneer er geen stimulatie van de speekselsecretie optreedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waar komen langdurige pH-veranderingen vaak voor?

A

Langdurige pH-verlagingen zullen het meest voorkomen op plaatsen waar het speeksel geen of weinig toegang heeft, dit zijn de meest cariësgevoelige gebieden.

32
Q

Bestaan er strikte voedingsadviezen op product niveau?

A

Nee, De onzekerheid over de cariogeniciteit van voedsel maakt het onmogelijk strikte voedingsadviezen op productniveau op te stellen.
De enige zinvolle aanbeveling is op weinig tussendoortjes te gebruiken (max 4 per dag)

BV: je zou denken dat chocolade met karamel meer carieuzer is dan chips, omdat deze meer plakkerig aanvoelt. Echter lost karamel sneller uit de mond dan chips. Bij dit verblijf in de mond kunnen de koolhydraten in chips gehydrolyseerd worden tot enkelvoudige suikers, die vervolgens kunnen worden vergist door zuur producerende bacteriën.

33
Q

Waneer beschermt fluoride het glazuur effectiever?

A

Fluoride beschermt het glazuur effectiever wanneer het tijdens en na de zuuraanvallen aanwezig is in de omringende vloeistof, dan wanneer het in het glazuurrooster is ingebouwd.

34
Q

het mechanisme waardoor de fluoride de demineralisatie remt?

A

Het mechanisme waardoor fluoride de demineralisatie remt, is het doen precipiteren (neerslaan) van het opgeloste calcium en fosfaat, waardoor wordt voorkomen dat deze bouwstoffen uit het glazuur verdwijnen naar de plaque en het speeksel. Voor een belangrijk deel vindt de precipitatie plaats in het oppervlak van het glazuur, waardoor vervolgens zuren, geproduceerd in de tandplaque, minder goed in het glazuur kunnen doordringen. In de perioden waarin de omgevings-pH hoog is >5,0 bevordert fluoride de remineralisatie, waardoor herstel wordt gestimuleerd.

35
Q

Wat precipiteert (neerslaan) fluoride om de demineralisatie te remmen en waar vindt dit plaats?

A

Het opgeloste calcium en fosfaat –> voorkomen dat deze bouwstoffen uit het glazuur verdwijnen.

Vindt plaats in het oppervlak van het glazuur. Bij pH 5 > bevordert fluoride remineralisatie

36
Q

Wat kan een oorzaak zijn van dat de aanwezigheid van cariëslaesies beperkt is tot bepaalde plaatsen in de mond?

A

De fluorideretentie in de mond is plaatsgebonden. Als de aanwezigheid van carieslaesies beperkt is tot bepaalde plaatsen in de mond, hangt dat mogelijk samen met een onvoldoende spreiding van de gefluorideerde tandpasta door de patiënt. BV: bij gebruik fluoride tabletten. Alleen op plaats waar het is opgelost is er een hoge concentratie. Er is geen transport tussen linker en rechterkaakhelft of bk en ok.

37
Q

De fluoride retentie in de mond…
A: Wordt geleidelijk verdeeld in de mond
B: De fluoride retentie is plaatsgebonden
C: De fluoride retentie blijft alleen op de occlusale vlakken aanwezig

A

B: De fluoride retentie is plaatsgebonden

38
Q

Mensen met een verminderde speekselproductie missen ook de beschermende kwaliteiten van het speeksel. De belangrijkste zijn…

A

Buffercapaciteit en hoeveelheid speeksel

39
Q

Wat doet de buffercapaciteit en de hoeveelheid van speeksel?

A

beide bevorderen de neutralisatie en verwijderen zuren en koolhydraten uit de tandplaque

40
Q

De buffercapaciteit en de hoeveelheid van speeksel bevorderen de neutralisatie en verwijderen zuren en koolhydraten uit de tandplaque. Hoe treedt deze reiniging op en op welke vlakken gaat het langzaam?

A

Deze reiniging treedt echter niet gelijkmatig door de mond op en is vermoedelijk het langzaamst bij de vestibulaire vlakken van de bovenincisieven en ondermolaren. Andere plaatsen zijn niet gelijk toegankelijk voor speeksel vanwege de locale morfologie, zoals de apporoximale ruimten en de fissuren.

41
Q

Waarom kan een (kleine) caviteit afgeschermd zijn door tandplaque?

A

Tandplaque in een (kleine) caviteit kan ook afgeschermd zijn tegen reiniging door speeksel. De plaatsen die moeilijk bereikbaar zijn voor speeksel, zijn ook moeilijk bereikbaar voor reiniging met tandenborstel of flossdraad.

42
Q

Om de juiste therapie te kunnen kiezen is een goede inschatting van het cariës risico noodzakelijk. Aanwijzingen voor cariës in het verleden vormen de beste voorspellende factor, vooral de status van de laatst doorgebroken of bloot gekomen oppervlakken.

Op welke elementen is volgens de tabel van (Powell) de klinische voorspellende factoren van cariës bij iemand van 2 tot 6 jaar?

A

Melkgebit
dmfs van melkincisieven

43
Q

Om de juiste therapie te kunnen kiezen is een goede inschatting van het cariës risico noodzakelijk. Aanwijzingen voor cariës in het verleden vormen de beste voorspellende factor, vooral de status van de laatst doorgebroken of bloot gekomen oppervlakken.

Op welke elementen is volgens de tabel van (Powell) de klinische voorspellende factoren van cariës bij iemand van 0-1 jaar?

A

Melkgebit

Mutans-streptokokken

44
Q

Om de juiste therapie te kunnen kiezen is een goede inschatting van het cariës risico noodzakelijk. Aanwijzingen voor cariës in het verleden vormen de beste voorspellende factor, vooral de status van de laatst doorgebroken of bloot gekomen oppervlakken.

Op welke elementen is volgens de tabel van (Powell) de klinische voorspellende factoren van cariës bij iemand van 6 tot 10 jaar?

A

Wisselgebit

dmfs van de melkmolaren

45
Q

Om de juiste therapie te kunnen kiezen is een goede inschatting van het cariës risico noodzakelijk. Aanwijzingen voor cariës in het verleden vormen de beste voorspellende factor, vooral de status van de laatst doorgebroken of bloot gekomen oppervlakken.

Op welke elementen is volgens de tabel van (Powell) de klinische voorspellende factoren van cariës bij iemand van 10 tot 14 jaar?

A

Wisselgebit

DMFS van de 1e blijvende molaren

46
Q

Om de juiste therapie te kunnen kiezen is een goede inschatting van het cariës risico noodzakelijk. Aanwijzingen voor cariës in het verleden vormen de beste voorspellende factor, vooral de status van de laatst doorgebroken of bloot gekomen oppervlakken.

Op welke elementen is volgens de tabel van (Powell) de klinische voorspellende factoren van cariës bij iemand van 14 tot 22 jaar?

A

blijvend gebit

Beginnende cariës in de gladde vlakken

47
Q

Om de juiste therapie te kunnen kiezen is een goede inschatting van het cariës risico noodzakelijk. Aanwijzingen voor cariës in het verleden vormen de beste voorspellende factor, vooral de status van de laatst doorgebroken of bloot gekomen oppervlakken.

Op welke elementen is volgens de tabel van (Powell) de klinische voorspellende factoren van cariës bij iemand van 22 tot 45 jaar?

A

Blijvend gebit

Geen onderzoek

48
Q

Om de juiste therapie te kunnen kiezen is een goede inschatting van het cariës risico noodzakelijk. Aanwijzingen voor cariës in het verleden vormen de beste voorspellende factor, vooral de status van de laatst doorgebroken of bloot gekomen oppervlakken.

Op welke elementen is volgens de tabel van (Powell) de klinische voorspellende factoren van cariës bij iemand van > 45 jaar?

A

blijvend gebit + blootliggende tandhalzen

DMFS in kronen en wortels. Aantal elementen met parodontale pathologie

49
Q

Qat is het eerste klinische teken van een carieuze aantasting?

A

de wittevleklaesie

50
Q

Leg uit hoe een witte vlek laesie ontstaat

A

Onder invloed van zuren uit plaque treedt mineraalverlies op, waardoor porositeiten ontstaan in het glazuur. Hierdoor verandert de brekingsindex en wordt een witte vlek zichtbaar.

51
Q

Het glazuur is opgebouwd uit?

A

Uit prismata die zich uitstrekken van het glazuuroppervlak tot aan de glazuur-dentinegrens.Tussen de prismata bevinden zich de interprismatische ruimten die gevuld zijn met water en organisch materiaal

52
Q

Welke ruimten bevinden zich tussen de prismata en waarmee zijn die gevuld.

A

Tussen de prismata bevinden zich de interprismatische ruimten die gevuld zijn met water en organisch materiaal

53
Q

prismata zijn opgebouwd uit…

A

Elke prismata is opgebouwd uit miljoenen apatietkristallen

54
Q

noem de eigenschap van een prismata en de verklaring

A

Deze hebben de eigenschap om preferent in hun kern op te lossen, waardoor de integriteit van het glazuur nog lang in stand blijft. Dit verklaart deels waarom het glazuuroppervlak van een wittevleklaesie intact blijft ondanks de verregaande demineralisatie

55
Q

waar vindt de ontkalking van een glazuurlaesie vooral plaats en waarom?

A

De ontkalking van een glazuurlaesie vindt vooral plaats net onder het oppervlak. De oorzaak hiervan is dat de buitenste glazuurlaag meer fluoride bevat en beter beschermd wordt tegen demineralisatie.

In dit stadium van laesievorming kan ook al de eerste reactie van het pulpodentinale complex worden waargenomen, zichtbaar als de afzetting van peritubulair dentine en de vorming van tertiair dentine in de pulpaholte.

56
Q

Waar bevindt zich een wittevleklaesie die alleen zichtbaar is nadat deze is drooggeblazen

A

buitenste deel van het glazuur

57
Q

Laesie die zichtbaar is onder vochtige omstandigheden vindt zich in?

A

Uitgebreid tot dentine

Het centrum van de glazuurlaesie is het meest ontkalkt en goed zichtbaar maar periferie van laesie is ook in mindere mate gedemineraliseerd.

58
Q

Histologisch kan men drie zones in het dentine onderscheiden na cavitatie:

A
  1. Geïnfecteerde dentine
  2. Gedemineraliseerd dentine
  3. Sclerotisch dentine
59
Q

Wat kunnen de MMP’s (matricmetalloproteinasen) denatureren?

A

Tijdens de demineralisatie worden de MMP’s (matrixmetalloproteinasen) geactiveerd, waarna ze bij neutrale pH actief worden en blootliggend collageen kunnen denatureren

Is het collageen eenmaal gedenatureerd, dan zijn herstel en remineralisatie niet meer mogelijk. Schade is irreversibel –> necrotisch dentine .

60
Q

de afweer van de dentine tijdens demineralisatie:

A

Hierbij bestaat de afweer uit:
1. Vorming peritubulair dentine;
2. Vorming tertiar dentine;
3. Ontstekingreactie van pulpacellen;

61
Q

Hierbij bestaat de afweer uit:
1. Vorming peritubulair dentine;
2. Vorming tertiar dentine;
3. Ontstekingreactie van pulpacellen;

Door wat wordt peritubulair dentine (sclerose) afgezet, wat gebeurd hierna en waarom?

A
  1. Odontoblasten zetten peritubulair dentine (sclerose) af, waardoor het lumen van de tubuli verkleint en zelfs zodanig verstopt raakt dat daarmee de weg naar de pulpa wordt afgesloten voor bacteriën en hun metabole producten.
62
Q

Noem een fenomeen dat ook bijdraagt aan sclerose van tubili

A

De precipitatie van calciumfosfaatkristallen (whitlockiet=tricalciumfosfaat), die elders aan het demineralisatiefront in oplossing zijn gegaan en in een minder zuur milieu weer neerslaan.

63
Q

Noem een voorwaarde voor de afzetting van peritubulair dentine?

A

Een voorwaarde voor de afzetting van peritubulair dentine is dat de odontoblasten vitaal zijn. Gaat de progressie van het cariesproces erg snel, dan sterven de odontoblasten af voordat ze tot mineraalafzetting zijn gekomen. Er ontstaan dan dead tracts.

64
Q

Noem een mechanisme dat ook bijdraagt aan de bescherming van de pulpa…

A

De buitenwaarts gerichte stroom pulpa vloeistof, die vormt een belemmering voor bacteriën om binnen te dringen.

65
Q

Wat zal een vitale pulpa aanmaken in een vroeg stadium van het cariësproces (wittevleklaesie) en hoe gaat het in zn werk?

A

Al in een vroeg stadium van het cariësproces (wittevleklaesie) zal een vitale pulpa tertiar dentine aanmaken.

Odontoblasten of odontoblastachtige cellen zetten mineraal af tegen de wand van de pulpa ter plaatse van tubili die betrokken zijn in het cariesproces.

Dit dentine kan regelmatig van structuur zijn. Reparatief dentine kan een regelmatige tubulaire structuur hebben of een dysplastisch atubulair aanzien.

66
Q

Wat gebeurt er als het cariësproces is doorgedrongen tot dicht bij de pulpa?

A

Dit leidt tot sterke irritatie van het pulpaweefsel, omdat stofwisselingsproducten van micro-organismen en later de micro-organismen zelf via de tubuli de pulpa binnendringen.
Dit heeft ontsteking van het pulpa weefsel, pulpitis, tot gevolg, die gepaard kan gaan met pijn.

67
Q

Welke cellen nemen toe bij een geëxponeerde tubili en waar spelen ze een rol bij?

A

Onder de geëxponeerde tubili neemt het aantal dendritische cellen in de pulpa snel toe. Deze cellen spelen een rol bij de immuunreactie en produceren cytokinen en chemokinen om pathogenen onschadelijk te maken.

68
Q

Wat produceren de dendritische cellen als immuunreactie bij een geëxponeerde tubili?

A

cytokinen en chemokinen

69
Q

Bij initiële laesies vindt er een toename van … plaats?

A

Bij initiële laesies vindt er een toename van T-lymfocyten plaats en in een verder gevorderd stadium van het cariesproces ook van B-lymfocyten. De ontstekingsreactie van de pulpa kan, als de carieuze aanval voorduurt, leiden tot de vorming van microabcessen en uiteindelijk tot pulpanecrose.

70
Q

Diep doorgedrongen cariës wordt aangeduid als?

A

cariës profunda

71
Q

wanneer ontstaat er een heftige pulpareactie wat uiteindelijk resulteert tot irreversibele pulpitis. (Heeft te maken met de dentine dikte)

A

Wanneer er minder dan 0,5 mm dentinedikte tussen caviteit en pulpaholte resteert is er sprake van heftige pulpareactie wat resulteert tot irreversibele pulpitis. Naast de resterende dentinedikte is de permeabiliteit van de dentine van belang. Er vindt een sterkere reactie plaats als er weinig tertiar dentine is gevormd.

72
Q

is de pathogenese van wortelcaries en krooncaries hetzelfde?

A

Pathogenese van wortelcaries verschilt van die van krooncaries omdat er geen glazuur op de wortel aanwezig is.

73
Q

wat is een voorwaarde voor het ontstaan van wortelcaries

A

Een voorwaarde voor het ontstaan van wortelcaries is dat het worteloppervlak is blootgesteld aan het mondmilieu, bv door recessies.

74
Q

Waarom kan een initiële laesie direct in de dentine beginnen?

A

Door slijtage veroorzaakt door poetsen of professionele gebitsreiniging, ontbreekt ook vaak de cementlaag, zodat een initiële laesie direct in de dentine begint.

75
Q

Hoe breidt een wortelcaries laesie zich uit?

A

Door de reactie (afzetting van sclerotisch dentine en tertiar dentine) vindt er voor wortelcarieslaesies karakteristieke lateraalwaartse uitbreiding plaats en niet zozeer een snelle progressie in de diepte. Een verschil met krooncaries is ook de nabijheid van sulcus. De MMP’s aanwezig in de sulcusvloeistof zijn voornamelijk afkomstig van leukocyten die vrijkomen bij parodontitis.

76
Q

welke leukocyten kunnen aanwezig zijn bij wortelcaries en niet bij krooncaries

A

Een verschil met krooncaries is ook de nabijheid van sulcus. De MMP’s aanwezig in de sulcusvloeistof zijn voornamelijk afkomstig van leukocyten die vrijkomen bij parodontitis.

77
Q

Leg de relatie uit tussen de parodontale toestand en het voorkomen van wortelcaries

A

Een verschil met krooncaries is ook de nabijheid van sulcus. De MMP’s aanwezig in de sulcusvloeistof zijn voornamelijk afkomstig van leukocyten die vrijkomen bij parodontitis. Bij paropatienten zijn deze enzymen actief en in hogere concentraties aanwezig. Zij spelen een rol bij zowel de voortschrijding van wortelcaries als de afbraak van het parodontaal ligament. Dit is de reden dat er een relatie bestaat tussen de parodontale toestand en het voorkomen van wortelcaries.

78
Q

Is de progressiesnelheid van cariës voor elke locatie hetzelfde?

A

Progressiesnelheid van cariës is niet voor elke locatie hetzelfde. Over fissuurcaries is er weinig bekend.