Caput2 Flashcards
murus
muri m.
de muur
cura
curae v.
de zorg, de verzorging
tergum
tergi o.
de rug
princeps
princip-is m.
(de voornaamste) de keizer
appellare
appello I
aanspreken; noemen
Fr. Appeler
interrogare
interrogo I
ondervragen
Fr. l’interrogation
Intrare
intro I
binnengaan
Fr. enter
ornare
orno I
versieren; in orde brengen
Ndl. het ornament
debere
debeo II
1)moeten 2) verschuldigd zijn
inquiet
defectief ww
zegt hij, zij
iterum
(bijwoord)
opnieuw
sic
(bijwoord)
zo
autem
(voegwoord)
maar
-ne?
(vraagpartikel)
(wordt niet vertaald)
abesse
absum onr.
afwezig zijn; verwijderd zijn
adesse
adsum onr.
aanwezig zijn; helpen
superesse
supersum onr.
overblijven
posse
possum onr.
kunnen
calidus
-a, -um
warm
certus
-a, -um
zeker
Fr. certain
dignus
-a, -um
waardig; passend
fessus
-a, -um
vermoeid, moe
frigidus
-a, -um
koud,koel, fris
Ndl. de frigo
Graecus
-a, -um
Grieks
gratus
-a, -um
dankbaar
iucundus
-a, -um
aangenaam
iustus
-a, -um
rechtvaardig
Ndl. de justitie
sanus
-a, -um
gezond
Fr. la santé
dolere
doleo II
pijn hebben; wenen om
annus
anni m.
het jaar
Fr. L’an; l’année
hortus
horti m.
de tuin
taurus
Tauri m.
de stier
Fr. le taureau
insula
insulae v.
1)het eiland 2) appartementsgebouw
regia
regiae v.
het paleis