Capitulo 3 Flashcards
¡Es una ciudad fantástica!
Het is een geweldige stad
¡Qué bien!
Wat leuk
¡Qué interesante!
Wat interessant
¿Cómo?
hoe
¿Cuál es su apellido?
Wat is uw achternaam?
¿Cuál es tu apellido?
Wat is jouw achternaam?
¿Cuántos años tienes?
Hoe oud ben je?
¿De dónde eres?
Waar kom je vandaan?
¿Dónde vives?
Waar woon je?
¿Dónde?
Waar?
¿Estudias o trabajas?
Studeer je of werk je?
¿Por qué?
Waarom?
¿Qué?
wat
¿Quién?
Wie?
En mi tiempo libre estudio inglés
In mijn vrije tijd studeer ik Engels.
Es uba chica guapa
Het is een knap meisje
Esutdio español
Ik studeer Spaans
Estudio periodismo
Ik studeer journalistiek
La avenida más famosa se llama …
De beroemste laan heet…
Lee las noticias online.
Hij leest het nieuws online.
Mi casa es my pequeña
Mijn huis is heel klein
Su novia se llama…
Zijn vriendin heet…
Soy de Granada
Ik kom uit Granada
Soy de Holande
Ik kom uit Nederland
Soy enfermero/a
Ik ben verpleger/verpleegster
Soy redactor/a en una revista online
Ik ben redacteur/redactrice bij een online tijdschrift
Tengo 21 años
Ik ben 21 jaar
Trabajo en un hospital
Ik werk in een ziekenhuis
Trabajo en una oficina
Ik werk op een kantoor
Vivo en la callo…
Ik woon in de …-straat
alemán
Duits
francés
Frans
holandés
Nederlands
inglés
Engels