C4 - Betrouwbaarheid Flashcards

1
Q

Wat zijn de 3 kenmerken van betrouwbaarheid?

A
  1. consistentie en reproduceerbaarheid van scores
  2. is een vereiste voor validiteit (wat je beoogt te meten)
  3. is een kenmerk van een score, niet van een test zelf
    (Je kunt niet zeggen of een test wel/niet betrouwbaar is  alleen of de scores wel/niet betrouwbaar zijn)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke formule past bij de Klassieke Test Theorie (KTT)?

A

Elke geobserveerde score (X) bestaat uit:
1. Ware score (T)
2. Meetfout (e)
dus –> X=T+e

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn 3 assumpties van KTT?

A
  1. Het gemiddelde van de meetfouten (=error) is nul (want de error is random)
  2. De correlatie tussen de ware score en de meetfout (=error) is nul
  3. De correlatie tussen de meetfout (=error) en verschillende metingen is nul
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een ‘Content sampling error’?

A

testitems die gekozen zijn dekken niet het hele domein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een ‘time sampling error’?

A

fout door timing van de test (individuele factoren - moe, honger, angst & omgevingsfactoren - herrie, temperatuur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn 4 typen van betrouwbaarheid?

A
  1. Test-hertestbetrouwbaarheid
  2. Parallelle test-betrouwbaarheid
  3. Interne consistentie (split half betrouwbaarheid = test in 2 delen splitsen en items matchen)
  4. Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is ‘Test-hertest-betrouwbaarheid’?

A

Zelfde instrument meet op 2 momenten ook hetzelfde (geen carry over effect=geheugen, oefening)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is Parallelle test-betrouwbaarheid?

A

Twee gelijkwaardige vormen van dezelfde test, maar verschillende items

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is interne consistentie?

A

uitgedrukt als Cronbach’s alpha = homogeniteit van scores binnen een domein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is interbeoordelaarsbetrouwbaarheid?

A

meet de mate waarin 2 beoordelaars tot dezelfde conclusie komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is Standaard Meetfout (SEM)?

A

= de spreiding van geobserveerde scores rondom de ware score

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het betrouwbaarheidscoëfficiënt?

A

= de mate waarin 2 metingen met elkaar overeenkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verband tussen SEM en betrouwbaarheid

A

Hoe kleiner SEM, hoe hoger de betrouwbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kun je betrouwbaarheid vergroten? (3)

A
  1. Het aantal items vergroten (met behoud van kwaliteit)
  2. Gestandaardiseerde afnamecondities waarborgen
  3. Duidelijke scoringsprocedures opstellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is Item Characteristic Curve (ICC)?

A

grafiek met vermogen op x-as en kans op correct antwoord op y-as
- moeilijkheidsgraad = b (hoe hoger, hoe moeilijker het item)
- discriminatieparameter = a (hoe hoger a, hoe beter onderscheidend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke verschillende correlatiecoëfficiënten gebruik je voor welke schaal?

A
  • Pearson –> interval & ratio schaal
  • Spearman –> ordinale schaal
  • Point-biserial –> dichotome score relateren aan interval/ratio schaal (=2 waardes)
17
Q

Welk soort fouten horen bij Klassieke TestTheorie?

A

random meetfouten

18
Q

Op welke 2 manieren kun je betrouwbaarheid uitdrukken?

A
  1. Standaardmeetfout (SEM)
  2. Betrouwbaarheidscoëfficiënt
19
Q

Wat is de KTT?

A

Klassieke Testtheorie
→ Betrouwbaarheid van een test hangt af van de kwaliteit van losse items

20
Q

Uit welke 4 dingen bestaat de KTT?

A

P (moeilijkheidsgraad) → niet te hoog/laag

D (discriminatie-index) → goed onderscheidend (hoger = beter item)

r-it / r-ir (item-totaal correlatie) → item past goed bij de hele test (hoger= beter item)

α if item deleted (hoger ↑ = slechter item)

21
Q

Wat is de vernieuwde versie van KTT? (welke 2 letters horen hierbij)

A

IRT
- moeilijkheidsgraad = b
- discriminatieparameter = a

22
Q

Wat zijn 3 speciale mogelijkheden bij IRT?

A
  1. Computer adaptive testing = test automatisch moeilijker als je goede antwoorden geeft
  2. Detecting biased items = ICC’s voor verschillende groepen maken en vergelijken
  3. Reliability = IRT modellen geven ook info over betrouwbaarheid