C3 - Een nieuw instrument (H6, 8 + artikelen) Flashcards

1
Q

Hoe ziet assessment-ontwikkeling er in 4 stappen uit?

A
  1. Conceptualiseren
  2. Specificeren van structuur en opzet van test
  3. Psychometrische studies
  4. Implementatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een Conceptuele definitie?

A

= abstracte beschrijving van construct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een operationele definitie?

A

= meetbare beschrijving van construct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is ‘dissimulatie’?

A

= Patroon van onware antwoorden op een test, waarbij iemand zijn klachten erger of juist minder erg voordoet dan werkelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke dissimulatieschalen (validiteitschalen) zijn er? (4)

A
  1. F-schaal (fake bad) - klachten overdrijven
  2. L-schaal (fake good) - sociale wenselijkheid
  3. Inconsistentieschaal (signaleert tegenstrijdige antwoorden)
  4. V-schaal (onzin item toevoegen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een ‘Testmatrijs’?

A

🧩 Testmatrijs = schema dat laat zien:
- Welke onderdelen van een construct worden gemeten
- Hoeveel vragen elk onderdeel krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is ‘selected response’?

A

= deelnemers kiezen uit antwoorden die gegeven zijn (multiple choice)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is Constructed response?

A

= deelnemers formuleren zelf antwoorden (open vragen, essay)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar staat COTAN voor?

A

COmmissie TestAangelegenheden Nederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 7 criteria heeft COTAN? (deze worden beoordeeld met O/V/G)

A
  1. Uitgangspunten testconstructie
  2. Kwaliteit testmateriaal
  3. Kwaliteit handleiding
  4. Normen
  5. Betrouwbaarheid
  6. Begripsvaliditeit
  7. Criteriumvaliditeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn ‘Bad-parent beliefs’?

A

= ouders voldoen niet aan eigen/andermans standaarden van “goed ouderschap”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is ‘self-blame’?

A

= ouders geven zichzelf schuld van problemen kind (door genen, te laat herkennen symptomen, etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is ‘self-shame’?

A

= ouders schamen zich voor associatie met kind met mentale problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het doel van een testmatrijs?

A

🎯 Doel:

Zorgen voor een goede spreiding van onderwerpen of symptomen

Voorkomen van over- of onderrepresentatie
→ Bijvoorbeeld: bij een depressietest niet alleen ‘somberheid’, maar ook ‘slaap’, ‘eetlust’, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn 2 doelen van een gestandaardiseerde test?

A
  1. Objectiviteit (vaste instructie, elke testleider zou tot dezelfde conclusie moeten komen)
  2. Vergelijkbaarheid (testsituatie is voor iedere deelnemer gelijk)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer is een test van goede kwaliteit (6)?

A
  1. Efficiënt
  2. Objectief
  3. Standaardisatie (situatie is vergelijkbaar met meting in de normgroep)
  4. Normering (je kunt vergelijken met andere scores op de test)
  5. Betrouwbare testscores
  6. Valide testscores