blz 107 (zinnen) Flashcards
1
Q
Deze slangensoort leeft in de woestijn.
A
This type of snake lives in the desert.
2
Q
De meeste spinne hebben lange dunne poten.
A
Most spiders have long, thin legs.
3
Q
De strepen op deze rups zijn geel.
A
The stripes on this caterpillar are yellow.
4
Q
De krokodil heeft een ruwe bruine huid.
A
The crocodile has a rough, rown skin.
5
Q
Alle salamanders bewegen snel.
A
All salamanders move fast.
6
Q
Dit insect is ongeveer 2 cm lang.
A
This insect is about 2 cm long.
7
Q
Het heeft een rode tekening op z’n rug.
A
It has red markings on its back.
8
Q
De buik van de kikker is bedekt met vlekken.
A
The frog’s belly is covered in spots.