Blok 6 marktfalen en overheidsingrijpen op zorginkoopmarkten week 1 en 2 Flashcards

1
Q

vier voorwaarden voor perfecte marktwerking (=zonder overheidsingrijpen)

A
  1. Aanbieders verkopen allemaal hetzelfde product (homogeen)
  2. Aanbieders zijn prijsnemers (kunnenen individueel geen invloed uitoefenen op de prijs, de grootte van het aanbod maakt ook geen verschil)
  3. Toe- en uittreding is vrij
  4. Aanbieders en vragers beschikken over perfecte informatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

pareto-efficiënte uitkomst

A

dit houdt in dat er niemand extra voordelen kan behalen, zonder dat iemand daar nadeel van ondervindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gereguleerde marktwerking:

A

er zijn bepaalde voorwaarden waaraan gehouden moet worden. Wanneer dit goed gaat, kan marktwerking nuttig zijn. Wanneer dit niet wordt gedaan, kan dit veel schade opleveren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

marktordening:

A

zoeken naar de juiste balans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

marktfalen:

A
  • Marktwerking kan leiden tot uitkomsten die vanuit maatschappelijk oogpunt suboptimaal zijn. Belangrijke waarden hierbij zijn: betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van zorg.
  • Overheidsingrijpen is nodig.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Overheidsfalen:

A
  • Overheidsingrijpen kan eveneens leiden tot uitkomsten die vanuit maatschappelijk oogpunt suboptimaal zijn –> kan leiden tot bureaucratie, korte termijn politiek opportunisme.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tekortkomingen liggen dus zowel bij de markt als bij de overheid, niet bij de een of de ander. De uitdaging is om:

A

De juiste balans te zoeken tussen marktfalen en overheidsfalen: hoe gebruik je marktwerking om overheidsfalen te voorkomen, en hoe gebruik je overheidsingrijpen om marktfalen te voorkomen?

(hoe kan de zorg zowel betaalbaar als kwalitatief goed blijven?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het Nederlandse zorgstelsel is sterk gebouwd rondom het begrip:

A

solidatiteit: voor iedereen verplichte en toegankelijke zorgverzekering en goede kwaliteit van zorg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Solidariteit van het Nederlandse zorgstelsel is vastgelegs in 4 stelselwetten:

A
  • Zorgverzekeringswet (Zvw)
  • Wet langdurige zorg (Wlz)
  • Wet Maatschappelijke Onderstuening (WMO)
  • Jeugdwet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wet langduurige zorg (wlz) kenmerken:

A
  • cliënt kan zich melden bij CIZ voor indicatiestelling –> zorg inventariseren –> zorgkantoor koopt zorg in namens regio
  • Cliënt kan kizen uit dooe het zorgkantoor gecontracteerde zorgaanbieders
  • Persoonsgebonden budgetten: cliënt kan zelf zorg regelen of zorg ‘in natura’: keuze uit zorg ingekocht door zorgkantoor.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wet langdurige zorg (Wlz) financiëring:

A

loonbelaasting + inkomensafhankelijke premie –> in Fonds langdurige zorg

  • Het Centraal administratie kantoor (CAK) betaalt in opdracht van zorgkantoren de zorgaanbieders voor zorg ‘in natura’
  • De Sociale verzekeringsbank betaalt de rekeningen van de zorgaanbieders van pgb’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wet langdurige zorg (Wlz) toezicht:

A

Overheid, ACM, NZa, IGJ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) (zodat mensen langer thuis kunnen wonen.) kenmerken:

A
  • Verantwoordelijkheid en uitvoering via de gemeente –> gericht op maatwerk en inclusie. Daarnaast moet de gemeente ook algemene voorzieningen inrichten.
  • Iedereen die hulp nodig heeft mbt thuis blijven wonen of participatie in de maatchappij kan zich melden bij de gemeente of huisarts.
  • Gemeente doet onderzoek naar wat nodig is –> eventueel aanvraag maatwerk voorziening (in natura of PGB)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) financiering:

A

Via Gemeentefonds van het Rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) toezicht/kwaliteit:

A

Basiskwaliteitsnorm in de wet, mogelijk tot bezwaar en klagen, mogelijkheid tot overstappen naar andere aanbieder, controle gemeenteraad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zorgverzekeringswet (Zvw) kenmerken:

A

60% van het totale zorgbudget wordt besteedt aan de curatieve zorg, dat binnen de Zvw valt.

  • Publiek (samenstelling basispakket) en privaat (onderhandeling zorgprijzen)
  • Basisverzekering: in natura (alleen gecontracteerd), restitutiepolis (alle aanbieders) of een combinatiepolis
  • Mogelijkheid tot aanvullende verzekering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Zorgverzekeringswet (Zvw) Kwaliteitsturing:

A
  • Zorgverzekeringsmarkt: de verzekerde kan jaarlijks wisselen van zorgverzekeraar.
  • Zorginkoopmarkt: Verzekeraars sluiten contracten met zorgverleners
  • Zorgverleningsmarkt: verzekerden kunnen terecht bij zorgverleners voor zorg (keuzevrijheid).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Zorgverzekeringswet (Zvw) Financiering:

A

Gefinancierrd door nominale premie+eigen risico + (inkomensafhankelijke bijdrage + Rijksbijdrage in Zorgverzekeringsfonds).

  • Risicoverevening voorkomt risicoselectie van zorgverzekeraars.
19
Q

Zorgverzekeringswet (Zvw) Toezicht:

A

Nza, ACM en IGZ

20
Q

Jeugdwet kenmerken:

A
  • Gemeente is verantwoordelijk voor het regelen van jeugdhulp, en moet samen met de sociale omgeving van jeugdige zorgverleners aantrekken. Dit op basis van de jeugdhulpplicht.
  • Wie jeugdhulp nodig heeft kan zich melden bij de gemeente –> gemeente biedt ondersteuning vanuit wijkteam of verwijst naar een jeugdhulpaanbieder (in natura) of verstrekt een pgb.
21
Q

Jeugdwet toezicht:

A

gemeenteraad, IGJ, overheid

22
Q

Jeugdwet financiering:

A

Rijk financiert gemeenten, voor pgb via Sociale verzekeringsbank.

23
Q

Varkevisser beschrijft 3 randvoorwaarden om gereguleerde marktwerking in de zorg te laten slagen:

A
  1. Mededingingstoezicht
  2. Keuzegedrag van patiënten
  3. Faillissementen en winstuitkering
24
Q

In hoeverre wijkt de vraag naar gezoendheidszorg af van de vraag naar andere goederen op de markt?

A
  • De vraag naar gezondheidszorg is een soort afgeleide van de vraag naar gezondheid, maar gezondheidszorg is slechts een van de productiefactoren voor gezondheid.
  • Vanwege asymmetrische informatie wat betreft geneeskundige kennis, heeft de aanbieder invloed op de aard en de omvang van de zorg.
  • Bij zorg komt onvoorspelbaarheid en financiële onzekerheden kijken. Hiervoor zijn zorgverzekeringen in het leven geroepen, die op diens beurt ervoor zorgen dat de prijs een ondergeschikte rol speelt in het maken van consumptie beslissingen.
  • Naast interne vraag bestaat ook externe vraag naar gezondheidszorg, voor naasten.
25
Q

h (schuingedrukt) = productiefunctie van gezondheid –>

A

niet deterministisch maar stochastisch (onvoorspelbaar) : patiënten kunnen vaak niet goed inschatten hoeveel medische zorg nodig is.

26
Q

advies: ha

A

Om onzekerheid over de nodige hoeveelheid medische zorg kan additionele informatie worden ingewonnen bij bijv. artsen.

27
Q

posteriori-kansverdeling ha (h schuingedrukt)

A

Wanneer de additionele informatie wordt gecombineerd met de verwachtingen van de patiënt. (hoe kleiner het vertrouwen in eigen verwachtingen, hoe groter de invloed van het advies van de arts.)

28
Q

3 tyen gebruik van medische hulp:

A
  1. Op initiatief van de patiënt zelf –> eigen verwachting heeft grote invloed
  2. Door andere aanbieders dan de voorschrijver van die zorg.
  3. Voorgeschreven en uitgevoerd door dezelfde aanbieder

Bij type 2 en 3 wordt een deel van de beslissingsmacht overgedragen aan de aanbieder, die als perfecte agent functioneert, rekening houdende met de voorkeuren van de patiënt. n deze situatie zijn vraag en aanbod onafhankelijk van elkaar.

29
Q

Complete transparantie:

A

Een noodzakelijke voorwaare voor een goed functionerende markt: vragers en aanbieders zijn goed én gelijk geïnformeerd.

30
Q

Voldoen markten in de gezondheidszorg aan complete transparantie?

A

Nee, informatie is vaak ongelijk verdeeld. Een klassiek voorbeeld: de patiënt heeft minder medische kennis dan de arts. De patiënt is is hierbij de ‘principaal’, de relatief slecht geïnformeerde partij. De ‘agent’ is relatief goed geïnformeerd, en moet vaak wat doen voor de principaal.

31
Q

Wanneer leid asymmetrische informatie tot problemen?

A

Alleen als er verschillende belangen zijn, er is dan ruimte voor de agent om het eigen belang na te streven, vanwege de asymmetrische informatie. Dit geeft risico op moreel wangedrag (moral hazard)

32
Q

Vijd potentiële principaal-agent problemen:

A
  1. Patiënt <> zorgaanbieder
    (de zorgaanbieder beschikt over medische kennis, die de patiënt niet heeft)
  2. Zorgverzekeraar <> verzekerde
    (De verzekerde weet of hij/zij een gezonde leefstijkl heeft en of hij/zij zo gezond mogelijk probeert te leven om zorgkosten te voorkomen. De zorgverzekeraar weet dit niet)
  3. Zorgverzekeraar <> aspirant verzekerde
    (Bij het afsluiten van een aanvullende zorgverzekering claimt de aspirant-verzekerde een bepaalde gezondheid, waar de zorgverzekeraar geen kennis over heeft.)
  4. Verzekerde <> zorgverzekeraar
    (Zorgverzekeraar weet welke contracten lopen in de polis)
  5. Zorgverzekeraar <> zorgaanbieder
    ( Verzekeraar heeft aanbieders nodig om aan de polis te voldoen, bij de inkoop van zorg moet de verzekeraar ervan uitgaan dat de zorgverlener kwalitatief goede zorg levert.)
33
Q

Mogelijke oplossingen voor principaal-agent problemen:

A
  • Verkleinen asymmetrische informatie (bijv kwaliteitgegevens openbaar maken)
  • (meer) gelijkschakelen van belangen (Bijv. door te komen tot innovatieve bekostiging methoden: liever goede zorg dan meer zorg. Dit kan vastgelegs worden in contracten.–> veel transactie kosten, hoe wordt het gemeten etc. : onvolledige contracten)
  • Regelgeving door de overheid = institutionele remedies: voorkomen dat principaal - agent problemen tot grote schade leidt.
34
Q

Aanbodgeïnduceerde vraag (vraaginductie):

A

Vraag die uitgelokt wordt door de aanbieders, terwijl de vraag (medisch gezien) niet strikt noodzakelijk is.

Artsen maken dan misbruik van de informatievoorsprong ten opzichte van zorgverzekeraars, wat valt onder moral hazard. –> Aanbodgeïnduceerde vraag ontstaat dus tussen verschillende belangen. Het financiële belang loopt niet synchroon met het belang van de patiënt of de zorgverzekeraar.

35
Q

Aanbevelingen met betrekking tot beleidsmaatregelen:

A
  • De overheid kan invloed uitoefenen op de vraag naar zorg door regulering van het aanbod van arts, de prijs en de honorering.
  • Regulering van het honoreringssysteem zal effectiever zijn dan regulering van de prijs, omdat deze deels gecompenseerd zal worden door extra zorg.
  • De vraagcurve laat niet alleen de preferenties van de vraag maar ook van de aanbieder zien, waardoor voorzichtig opgetreden moet worden bij het verbinden van welvaartseconomische conclusies en betalingsbereidheid van zorggebruikers.
36
Q

Mogelijke tegenkrachten bij artsen die de prikkel tot vraaginductie tegengaan:

A
  • Artsen streven over het algemeen naar een doelinkomen in plaats van een zo hoog mogelijk in komen
  • Hoger inkomen versus minder vrije tijd
  • Beroepsethiek: eed van Hippocrates
37
Q

kanttekeningen bij de aannames bij vraaginductie

A
  • Intinsieke motivatie is ook van belang, naast extrinsieke moetivatie (geld)
  • Invloed van persoonlijke kenmerken en context (niet iedere arts is hetzelfde)
  • Het meten van de prestaties en causaliteit (ruimte hebben om vraaginduxtie te doen, oorzaak-gevolg relaties).
38
Q

Oplossingen om verkeerde prikkels te verminderen:

A
  • Basishonorering
  • fee-for-service
  • bundled payment
  • capitation payment
  • salaris/budget
  • Prestatie opslagen
  • wat wil je belonen?
  • wie wil je belonen?
  • hoe ga je dat doen?
  • wat zijn de neveneffecten?
39
Q

Fee-for-service

A

Betaling per consult –> prikkel tot meer productie= groter risico op aanbodgeïnduceerde vraag.

40
Q

Bundled payment

A

Betaling per zorgbundel per patiënt per periode –> zorgaanbieder ontvangt op basis van de gestelde diagnose een betaling per patiënt voor een groep van samenhangende zorgactiviteiten

41
Q

Caoitation payment

A

Betaling per zorgbundel verzekerde periode –> zorgaanbieder ontvangt een vast bedrag per persoon per periode voor een vooraf omschreven zorgpakket: verzekeraar heeft prikkel om de verzekerden zo gezond mogelijk te laten leven om zo min mogelijk kosten te maken.

42
Q

Salaris/ budget

A

Vast bedrag per periode –> Lage prikkel tot meer productie = klein risico op aanbodgeïnduceerde vraag

43
Q

Prestaite-opslagen

A

een bepaalde keuze van basishonorering wordt gecombineerd met prestatie-opslag.