Blok 2 Flashcards
Bias
- selectie
- informatie bias
Selectie
de steekproef weerspiegelt de populatie waar je uitspraak over wilt doen niet. Oftewel, de steekproef is niet random getrokken. De informatie binnen deze groepen kan mogelijk wel correct zijn in tegenstelling tot informatiebias
Selectiebias
heeft gevolgen voor de gevonden associatie tussen determinant en uitkomst:
1. Overschatting = positieve bias (gevonden OR > werkelijke OR)
2. Onderschatting = negatieve bias (gevonden OR < werkelijke OR)
3. Andere richting = ‘switch-over’ bias (gevonden OR < 1 terwijl werkelijke OR > 1, vice versa).
4. Probleem: in onderzoek weet je de werkelijke OR helemaal niet. Je hebt alleen je eigen verkregen resultaten en moet op basis daarvan beargumenteren of er sprake is van bias en wat voor gevolg dit heeft op het gevonden effect.
Selectiebias bij (experimenteel) cohortonderzoek
Kan optreden doordat de kansen voor personen om in de steekproef terecht te komen afhankelijk zijn van de uitkomst.
1. De cohort mag geen verband houden met wie later wel of niet de uitkomst krijgt (oftewel: voor bepaalde personen in de cohort is er extra risico voor het optreden van de uitkomst en die willen juist niet mee doen). Omdat de uitkomst nog niet heeft opgetreden, kun je hier makkelijker rekening mee houden en is dit soort onderzoek minder gevoelig voor selectiebias (op de uitkomst).
2. In experimenteel onderzoek is het daarentegen verleidelijk om de ernstigste patiënten de behandeling voor te schrijven in plaats van de placebo. Dit is ‘confounding by indication’ en leidt tot onderschatting van het effect, omdat dit vaak de groep is die niet meer beter wordt. Als deze groep juist wel beter wordt, wordt de effectiviteit van de behandeling overschat. Om dit te voorkomen is randomiseren de oplossing (RCT).
Non differentiele selectie (cohortonderzoek)
de selectie in de blootstelling heeft in dezelfde mate plaatsgevonden in de ziek en niet-ziek groepen. –> de selectiekans is anders voor blootgestelden en niet blootgestelden, maar voor zieken en niet zieken.
1. In dit geval zijn álle mannen minder geneigd om mee te doen (SOA of geen SOA). De prevalentie van de risicofactor is vertekend, maar dit heeft geen effect op de associatie. De vertekening hangt niet samen met de onderzochte relatie. Oftewel, de blootstelling is onafhankelijk van de uitkomst.
Differentiele selectie (cohortonderzoek)
de selectie in de blootstelling heeft niet in dezelfde mate plaatsgevonden in de ziek en niet-ziek groepen.
1. Mensen die onveilige seks hebben gehad en een SOA hebben, zijn minder geneigd mee te doen dan mensen die onveilige seks hebben gehad en geen SOA hebben. Dit heeft effect op de associatie. De vertekening hangt samen met de onderzochte relatie. Oftewel, de blootstelling is afhankelijk van de uitkomst.
Patient- controle onderzoek selectiebias
Dit kan ontstaan door de kansen voor personen om in de steekproef terecht te komen afhankelijk zijn van de determinant. Zo zullen sommige patiënten schuldgevoelens of schaamte hebben tegenover de bestudeerde determinant, omdat ze er mogelijk ziek van zijn geworden, en hierom niet mee willen doen met de studie. Hierdoor krijg je mogelijk een ondervertegenwoordiging van blootgestelde patiënten. Dit wordt ook wel ‘non-respondent bias’ genoemd.
Non differentiele selectie bij patient controle
de selectie in de uitkomst heeft in dezelfde mate plaatsgevonden in de blootgesteld en niet- blootgesteld groepen. De verhouding tussen blootgesteld en niet- blootgesteld blijft hetzelfde. Dit heeft geen effect op de associatie.
Differentiele selectie bij patiënt controle
de selectie in uitkomst heeft niet in dezelfde mate plaatsgevonden. Oftewel, de verhouding tussen blootgesteld en niet-blootgesteld verandert. Mensen die onveilige seks hebben gehad en een SOA hebben zijn mogelijk minder geneigd mee te doen dan mensen die veilige seks hebben gehad en een SOA hebben. Dit heeft effect op de associatie.
Belangrijk bij experimentele cohortstudies
- rekening worden gehouden is de uitval en de selectiebias die kan ontstaan
selectie uitval
wanneer uitval afhankelijk is van de behandeling. Uitval vindt meer plaats in de ene of andere groep.
1. Bij een interventie- en een controlegroep, zal bij de placebogroep sneller uitval optreden door het gebrek aan effect dan bij de interventiegroep (deze groep heeft misschien nog hoop dat een effect optreedt)
Compliance bias
uitval door gebrek aan effect bij placebogroep vergeleken met interventiegroep (hoop dat effect nog optreedt)
non-selective uitval
wanneer uitval onafhankelijk is van de behandeling.
1. Bij goed gebruik van een placebo hoeft uitval niet per se aan de behandeling te liggen en kan uitval in de geen-uitkomst groep zowel personen zijn die de placebo als de interventie krijgen.
Health Worker Effect
In beroepsstudies – observerende cohortstudies die bestuderen of gezondheidsproblemen/sterftegevallen gerelateerd zijn aan blootstellingen (lawaai, chemicaliën, straling, etc.) op de werkvloer – wordt vaak de algemene bevolking gebruikt als niet-blootgestelde groep
1. Prevalentie- en sterftecijfers van de algemene bevolking zijn namelijk makkelijk te verkrijgen. Maar werkende mensen zijn over het algemeen gezonder dan de algemene bevolking. De laatste groep bevat namelijk ook mensen die niet kunnen werken doordat ze ziek zijn.
2. Dat betekent dus ook dat de algemene bevolking een hoger sterftecijfer heeft dan een populatie die een vergelijkbaar beroep heeft maar niet blootgesteld is aan de determinant. Vergelijken met de algemene bevolking leidt dus tot een onderschatting van het effect van de blootsteller op de gezondheid.
Informatiebias
een proefpersoon krijgt een verkeerde status toegekend. Je plaatst iemand op grond van een meting in een categorie waar deze persoon helemaal niet thuishoort. Bijvoorbeeld, blootgestelde komen in de niet-blootgestelde groep of zieke in de niet-zieke groep, vice versa. Er is verschil tussen wat je wilt meten en wat je daadwerkelijk meet.
1. onderscheid tussen de meetprocedure en het meetinstrument