bloedingsziekten bij volwassenen en kinderen Flashcards

1
Q

wat is hemofilie A en wat is hemofilie B?

A

Hemofilie A = tekort aan FVIII
Hemofilie B = tekort aan FIX

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe gaat de overerving van hemofilie?

A

recessief X gebonden ziekte
(vrouwen zijn draagster en mannen zijn aangedaan)

  • als een vrouw draagster is -> alle zonen aangedaan
  • als een man hemofilie heeft -> alle dochters draagster en zonen gezond
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe komt het dat er een groot verschil in de ernst van hemofilie is in de vrouwen in een familie, maar de mannen allemaal even veel zijn aangedaan?

A

lyonisatie
- in iedere cel is maar 1 van de 2 X chromosomen actief en dit is random bepaald. bij sommige vrouwen is het aangedane chromosoom vaker actief en deze vrouwen hebben dus ergere symptomen dan de vrouwen waarbij het gezonde X chromosoom vaker aanstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat voor bloedingen treden er vaak op bij hemofilie en waarom?

A

spier- en gewrichtsbloedingen
omdat er daar relatief weinig FVIIa zit, wat nodig is voor de stollingscascade
stolling werkt dus wel, maar de amplificatie niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe diagnosticeer je hemofilie?

A

aPTT en FVIII en FIX meten
aPTT: verlengd
FVIII of FIX: verlaagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke typen hemofilie heb je en hoeveel % factor heb je dan?

A
  • mild: 5-40%
  • matig ernstig: 1-5%
  • ernstig: <1%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de symptomen van een spier- en gewrichtsbloeding?

A
  • functiebeperking (belangrijkste, want treedt als eerste op)
  • pijn
  • zwelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke type bloedingen zijn er ?

A
  • licht: beginnende spier- en gewrichtsbloedingen of slijmvliesbloedingen
  • ernstig: doorgezette spier- of gewrichtsbloedingen
  • levensbedreigend: schedeltrauma, ongeval of gastro-intestinale bloeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de momenten waarbij het vaakst bloedingen optreden?

A

bij de geboorte -> hersenbloeding

later
- iatrogeen: vaccinaties, chirurgische ingreep
- rond eerste levensjaar (eerste stapjes!)
- spier- en gewrichtsbloedingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat gebeurd er als je te vaak spier- en/of gewrichtsbloedingen hebt?

A

hemofiele arthropathie
- dit zijn chronische bloedingen in je gewrichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de behandeling van hemofilie?

A
  • hangt af van de ernst \
  • recombinante factor concentraten
  • recombinant langwerkende factorconcentraten
  • alternatieve producten (emicizumab!!, anti-antitrombine monoclonaal)
  • gentherapie !!!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke 2 behandelmogelijkheden met stollingsfactor zijn er?

A
  • on demand (alleen bij bloedingen)
  • profylaxe (2 á 3 x per week) -> bij mensen met ernstige hemofilie (<1%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe werkt emicizumab?

A
  • het vormt een brug tussen FIXa en FX
  • normaal doet FVIIIa dit, maar bij hemofilie A ontbreekt FVIII en zo kan de stolling toch op gang komen
  • werkt goed bij remmer patiënten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke andere behandelopties heb je voor hemofilie?

A

lokaal
- mechanische hemostase: hechtig, drukverband
- fibrin glue
- vasoconstrictie: xylometazoline, anders
- snuiten, verbandmiddelen niet te snel verwijderen

  • vasopressine (DDAVP) -> stimuleert het vrijkomen van FVIII en VWF (mn bij milde hemofilie A en VWD)
  • antifibrinolytica (tranexaminezuur, cyklokapron)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke complicaties kunnen er ontstaan op de behandeling van hemofilie?

A
  • remmer ontwikkeling
  • virale infecties (HIV, hepatitis C)
  • allergische reacties
  • prionen (ziekte van Creutzfeld-Jacob)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat kun je doen als er een remmer ontwikkeld?

A
  • geen FVIII of FIX meer geven dan blijf je antistoffen maken
  • immuun tolerantie inductie met FVIII
  • emicizumab geven werkt
  • bij bloeding/ingreep suppletie met Novo Seven, FEIBA
17
Q

wat betekend kwartierstaat?

A

al je directe voorouders (ouders, grootouders, overgrootouders etc)

18
Q

wanneer heb je veilige/funtionele bloedstolling?

A

> 50% functionele stollingsfactor

19
Q

wat zijn de 2 doelen van de behandeling van hemofilie?

A
  • stoppen van een bloeding door infusie van stollingsfactor concentraat: FVIII of FIX (on demand)
  • voorkomen van bloedingen door regelmatige infusie van stollingsfactor concentraat (profylaxe)
20
Q

waarom is hemofilie geschikt voor gentherapie?

A
  • er is een gen defect (FVIII of FIX gen)
  • een kleine verhoging van FVIII of FIX is voldoende voor een sterke afname van aantal bloedingen en de ernst van de ziekte
  • makkelijk te meten of therapie werkt (FVIII of FIX meten in bloed)
  • hoge expressie van FVIII of FIX niet schadelijk
21
Q

welke 2 methoden voor gentherapie zijn er?

A
  • direct delivery: therapeutisch transgen wordt in een virus ingebouwd en dan ingespoten bij de patiënt -> virus gaat naar de lever en daar wordt het gen aangemaakt door hepatocyt (oa bij hemofilie)
  • cell-based delivery: stamcellen uit de patiënt worden gekweekt met therapeutische transgen, genetische cellen worden in het lab gemultiplieerd en dan teruggegeven aan de patiënt (aan het beenmerg)
22
Q

wat doet von Willebrand factor?

A

vormt een lange plakkerige streng waar trombocyten aan kunnen binden in de primaire hemostase
en het kan FVIII binden, waardoor de halfwaardetijd verlengd wordt

23
Q

hoe wordt VWF geactiveerd?

A
  • door de stress van het verliezen van bloed door schade aan het endotheel en de flow van bloed ontvouwt de VWF en komen er bindingslocaties beschikbaar
  • daarna kan VWF binden aan het collageen in het endotheel op de plek van de bloeding
  • als dit is gebeurd kunnen de bloedplaatjes binden aan de VWF en worden deze geactiveerd
24
Q

welke soorten VWD zijn er?

A
  • type 1: relatief VWF tekort door verminderde aanmaak of verhoogde klaring
  • type 2: kwalitatief defect
  • type 3: absoluut VWF tekort (helemaal geen)
25
Q

welke soorten type 2 VWD zijn er?

A
  • 2A: kortere multimeren (verlies van high moleculair weight multimeres)
  • 2B: kortere multimeren en verhoogde binding van bloedplaatjes (leidt tot tekort aan bloedplaatjes)
  • 2M: verminderde binding aan bloedplaatjes, maar normale multimeren
  • 2N: verminderde binding aan FVIII (hierdoor ook lage FVIII -> hemofilie achtige klachten)
26
Q

hoe erft VWD over?

A

type 1 en 2: autosomaal dominant
type 3: autosomaal recessief

27
Q

hoe gaat de diagnostiek van VWD?

A
  • eerst anamnese
  • dan bloedingsanamnese -> ISTH-BAT score: som van alle bloedingen gedurende het leven (vrouwen > 6, mannen > 4 en kinderen > 3 abnormaal)
  • als laatste labonderzoek
28
Q

welke testen doe je voor labonderzoek en welke test is voor welk type?

A
  • eerst VWF antigeen voor aanwezigheid VWF (<5% = type 3)
  • VWF RCo (activiteit)
  • ratio VWF RCo/VWFag (> 0,7 = kwantitatief (type 1) en < 0,7 kwalitatief (type 2))
  • VWF multimeren patroon (normaal = 2M, kort is 2A of 2B)
  • RIPA (bloedplaatjesbinding, normaal = 2A, verhoogd = 2B)
  • laag FVIII en laag VWF = 2N
29
Q

hoe kun je VWD behandelen?

A
  • desmopressine (DDAVP): zorgt voor uitstoot opgeslagen VWD (wel veel bijwerkingen -> niet plassen)
  • stollingsfactor concentraat (cryorecipitaat, Haemate-P): exogeen VWF en FVIII
  • antifibrinolytica (tranexaminezuur, cyklokapron): remt afbraak stolsels
  • regulatie menstruatie: pil, spiraal, hysterectomie
  • profylaxe (type 3)
30
Q

welke behandeling doe je bij welk type VWD? (belangrijk!!)

A

1: DDAVP
2A: Haemate-P/DDAVP
2B: Haemate-P
2M: Haemate-P/DDAVP
2N: Haemate-P/DDAVP
3: Haemate-P
remmer: recombinant VIIa

bij alle typen kan je tranexaminezuur geven als adjuvante therapie

31
Q

welke symptomen horen bij HMB?

A
  • menstruatie langer dan 7 dagen
  • elke 2 uur wisselen van maandverband of tampon
  • bloedklonten even groot als een 1 euro munt
  • vaak doorlekken
  • last van duizeligheid, futloosheid en/of bleekheid
  • niet naar school, sport en/of vrienden gaan

verder
- >80 mL bloed per cyclus
- PBAC score >150

32
Q

wat zijn de consequenties van HMB?

A
  • pijn
  • ijzergebrek met of zonder anemie
  • beperkingen dagelijks leven
  • negatieve psychosociale effecten
  • absentie school/werk/sport
  • verminderde QoL
33
Q

wat zijn de oorzaken van HMB?

A

structurele oorzaken (PALM)
- polyp
- Adenomyosis
- Leiomyoma
- Malignancy and hyperplasia

niet-structurele oorzaken (COEIN)
- Coagulopathy (2)
- Ovulatory dysfunction (1)
- Endometrial
- Iatrogenic
- Not otherwise classified

34
Q

hoe kun je erachter komen of een stollingsstoornis de oorzaak is van HMB?

A

bloedingsanamnese
- geboorte: bijv. cephaalhematoom
- hielprik: niet stoppen met bloeden
- navelstreng valt af: als dit bloed dan FXIII deficiëntie
- 2 maanden vaccinatie: spierbloedingen
- operaties navragen (nabloedingen)
- hematomen
- wondjes
- menstruatie
- neusbloedingen
- familieanamnese
- medicatie

testen
- aPTT
- PT
- FXIII (vormt fibrinedraden, zit niet in aPTT en PT)

35
Q

wat is er bijzonder aan ijzergebrek bij HMB?

A
  • ijzer van vrouwen is lager door menstruatie, maar zou wss eigenlijk hetzelfde moeten zijn, dus >30
  • je kunt ijzergebrek hebben zonder anemie, dus naast Hb ook even ijzer los testen
  • niet meerdere keren per dag ijzer geven, want hepcidine stijgt dan
36
Q

hoe kun je HMB behandelen?

A

stap 1: tranexaminezuur, NSAID’s/celecoxib
stap 2: de pil + tranexaminezuur (kijk wel uit met tromboserisico -> familieanamnese uitvragen)
stap 3: spiraaltje

bij stollingsstoornis evt VWF concentraat of DDAVP

37
Q
A