Biologie pww 1 stof Flashcards

1
Q

Waarmee kunnen planten fotosynthese maken?

A

Met de bladgroenkorrels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke kenmerken heeft een insectenbloem?

A

Felle gekleurde kroonbladeren, meeldraden in de bloem, ook nog weinig stuifmeel. Het produceert ook nog nectar om insecten te lokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de kenmerken van windbloemen

A

Maken veel stuifmeel aan. Stampers hangen uit de bloem en ze zijn groen gekleurd en niet mooi.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is fotosynthese? (in woorden)

A

Fotosynthese :
(Het is Assimilatie)

Energie(zon)+water+koolstofdioxide =

Glucose + zuurstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doen de kelkbladeren? (Welk nut heeft het)

A

De kelkbladeren beschermen de bloem in de knop fase tegen uitdroging en de kou.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar worden de stuifmeelkorrels geproduceerd?

A

In het helmknopje van de meeldraden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn anorganische stoffen? En noem 3 voorbeelden

A

Dat zijn stoffen die niet afkomstig zijn van levende organismen zoals water, koolstofdioxide en zuurstof.
Anorganische stoffen zijn niet erg energierijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een weefsel?

A

Een weefsel is een groep van cellen of enzymen die allemaal dezelfde functie hebben. Zoals knippen of plakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn enzymen?

A

Dat is een bepaalde stof die een reactieproces versnelt zonder zelf gebruikt te worden. Ze hebben een bepaalde functie en alleen maar voor een bepaalde stof. Bijv knippen of plakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de levenskenmerken? Noem er 5

A

-Uitscheiden
-Reageren op reacties(prikkels)
-Groeien
-Ademen
En de wil om voort willen te planten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de bastvaten en wat vervoeren het?

A

Bastvaten zijn vaten die gemaakt zijn voor de transport van stoffen door de plant heen. De bastvaten vervoeren de assimilatieproducten, zoals suiker of glucose, van de bladeren naar de rest van de plant zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke verschillen heeft een plantencel van een dierlijke cel?

A

Een dierlijke cel heeft in tegenstelling tot een plant geen celwand, vacuole,cellulose,plastiden en bladgroenkorrels.

In een plantencel zit ook lucht en dat is niet bij dierlijke cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is turgor? En hoe werkt het?

A

Je weet wel dat de meeste planten recht staan. Dat komt voor een groot deel door turgor. Planten krijgen die stevigheid door vocht in de vacuole in de cellen zelf. Het vocht duwt tegen de wand en de celwanden duwt terug met een tegendruk en dat is turgor. (Deels)Daardoor staat een plant zo stevig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is kruisbestuiving.

A

Dat is als een stuifmeelkorrel van dezelfde soort bloem naar een andere bloem toegebracht wordt (door de wind of insecten) op de stempel van een andere bloem van dezelfde soort. Alleen dat is kruisbestuiving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is meiose?

A

Dat is reductiedeling van een geslachtelijke voortplanting bij planten. Daar worden de chromosomen verdeeld over het nieuwe plantje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is Mitose?

A

Dat is de reductiedeling die gaat bij de ongeslachtelijke voortplanting van planten. Dus de moederplant is zichzelf eigenlijk perfect aan het kopieëren. Dus het genotype van de plant is dus nog steeds hetzelfde.

17
Q

Op welke 3 manieren kan een plant ervoor zorgen dat zijn zaden verspreid worden.

A

De plant doet het zelf zoals bij springzaad

Of dieren helpen met de verspreiding van de zaden. Zoals een lijsterbes

En dan zijn er zaden die verspreid worden door de wind m.b.v een aanpassing op de zaad. Zoals un helicoptertje

18
Q

Wat zijn houtvaten en wat vervoeren zij?

A

Houtvaten zijn de vaten die het mogelijk maakt om fotosynthese uit te voeren. Ze vervoeren water tegen de zwaartekracht in naar het bladerdek voor fotosynthese.

19
Q

Hoe ontstaan houtvaten?

A

Er zijn eerst gewoon wat houtcellen in niet verdikte celwanden. Daarna worden de celwanden steeds dikker(verdikking van de celwand) en de houtcellen zijn nog steeds vast in de celwanden. Later verdwijnen de dwarswanden en tot slot verdwijnen de houtcellen zelf.

Na dat proces blijft er een soort leeg gat wat later wordt gevuld met water om naar de bladerdek te komen.

20
Q

Planten willen het liefst geslachtelijke voorplanting via kruisbestuiving, een plant heeft manieren bedacht zelfbestuiving tegen te gaan.

Geef voorbeelden

A

Een plant kan veel doen om de kans te verminderen dat hij zichzelf gaat bestuiven zoals de stamper hoger zetten en de meeldraden lager bij insectenbloemen. Zodat de insecten dan alleen de stuifmeel aanraken en niet de bloem zelf.

Maar er is nog een betere optie namelijk eenslachtige bloemen hebben zodat zelfbestuiving niet eens meer kan.

Ook kan de vorm van een insectenbloem ervoor zorgen dat een insect duidelijk veel stuifmeel op zich heeft gekregen om zo de kansen van een stuifmeelkorrel did op een stempel land veel groter word.

21
Q

Hoe zouden de stuifmeelkorrels eruitzien van insectenbloemen?

A

Waarschijnlijk met punten bedekt voor het optimale resultaat van aan insecten plakken. Het is waarschijnlijk ook plakkerig.

22
Q

Hoe noem je dat als je een blad van een bloem afknipt en een snee maakt en daarna nog in een pot legt, waarna een tijdje weer hetzelfde plantje uitgroeit? En welke vorm van voortplanting is dit?

A

Dat noem je stekken( kwam in die toets dus handig😄)

En het is ongeslachtelijke voortplanting.

23
Q

Wat zijn koudbloedige dieren?

A

Dat zijn dieren die geen constante lichaamstemperatuur hebben. Ze veranderen met de temperatuur van het milieu mee waar ze in leven.

24
Q

Wat is grondstofwisseling?

A

Dat is de stofwisseling van een organisme in de rust.

25
Q

Wat houdt het verbrandingsproces in? ( in woorden)

A

Glucose+zuurstof- koolstofdioxide+water+ energie.

26
Q

Op welke 2 manieren worden energie aangetoond bij de verbranding?

A

Door warmte en de beweging.

27
Q

Is het verbrandingsproces een assimilatie of dissimilatie?

A

Dissimilatie, want je maakt daar energie aan en je maakt van 2 grote stoffen 3 kleinere anorganische stoffen.
Namelijk koolstofdioxide en water

28
Q

Hoe kan glucose in eiwitten worden omgezet?

A

Nitraat is een voedingszout. Met nitraat kan kan glucose worden omgezet in vetten. Dat wordt meestal opgeslagen in de zaden.

29
Q

In welke andere stoffen kunnen glucose worden omgezet?

A

Zetmeel, cellulose voor in de celwanden van de plant, ook suiker en dat zit meestal in de wortels van de plant. Ook dmv nitraat wordt het ook omgezet in eiwitten en die zitten vaak in de zaden als opslag. Ook kan er zetmeel ontstaan vanuit de omzetting, die zit meestal in de bladeren van de plant opgeslagen

30
Q

Wat is het optimum bij een optimumkromme?

A

Dat is een bepaalde temperatuur waardoor er een stijging plaatsvind in de grafiek en daar gaat de reactie het snelst

31
Q

Wat ontstaat er bij verbranding van een plant?

A

Koolstofdioxide

32
Q

Wat gebeurt er bij het maximumtemperatuur bij een optimumkromme?

A

Daar worden de temperatuur zo

33
Q

Wat is nitraat?

A

Dat is een voedingszout waarmee je samen met glucose eiwitten worden gevormd

34
Q

Vinden in schimmels verbranding plaats en ook in bacteriën?

A

In beide ook bij dieren en ook nog planten maar wordt gewoon de zuurstof erbij gevoegd en neemt zuurstof af aan de omgeving

35
Q

Wat zijn tweeslachtige bloemen?

A

Dan zijn bloemen met een stamper én meeldraden