Benigne aandoeningen van de farynx Flashcards

1
Q

Welke zenuw innerveert de nasopharynx en hypopharynx?

A

De n. glossopharyngeus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Juist of fout?

Hyperplasie van de ring van Waldeyer bij kinderen is een fysiologisch verschijnsel.

A

Juist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn risicofactoren voor adenoïtis?

A

Jonge leeftijd, immuundeficiëntie, genetische predispositie, crowding (kinderdagverblijven), pollutie, herfst / winter, syndroom van Down, schisis, tabaksrook.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de symptomen van adenoïdhyperplasie?

A

Neusobstructie, open mond ademhaling, hyponasale spraak, slaapgebonden ademhalingsstoornissen (snurken – OSAS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een absolute indicatie voor adenotomie?

A

de aanwezigheid van obstructief slaapapnoesyndroom o.b.v. adenoïdhyperplasie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn relatieve indicaties voor adenotomie?

A
  • Persistente otitis media met effusie bij kinderen > 3 jaar (+ diaboloplaatsing)
  • Recidiverende acute otitis media na expulsie diabolo’s (+ herplaatsing diabolo’s)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke indicatie voor adenotomie heeft eigenlijk geen evidentie?

A

Therapieresistente chronische rhinosinusitis en ernstige nasale obstructie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een contra-indicatie voor adenotomie?

A

(Gecorrigeerde) verhemeltespleet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een adenotomie moet vaak herhaald worden. Hoe komt dit?

A

Het adenoïd is niet omkapseld dus er is altijd resterend lymfatisch weefsel aanwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer moet een nasopharynxcarcinoom vermoed worden?

A

Bij éénzijdige otitis media met effusie bij een volwassene.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer spreekt men van recidiverende faryngotonsillitis?

A

Wanneer er zich meer dan 4 episodes over 12 maanden voordoen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Juist of fout?

Het onderscheid tussen bacteriële en virale faryngotonsillitis kan door klinisch onderzoek makkelijk gemaakt worden.

A

Fout, dat is onmogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Is het opsporen van GABHS nuttig?

A

Hier is weinig klinische relevantie voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer voert men een keelkweek uit?

A

Bij een atypisch beeld of verloop of bij de immuungecomprommiteerde patiënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn indicaties voor AB?

A
  • Ernstig zieke patiënt met uitgesproken malaise, uitgesproken keelpijn, slikmoeilijkheden
  • Verhoogd risico op complicaties: immuundeficiëntie, pre-existente aandoeningen van de nier of hartkleppen, maligniteit
  • Onvoldoende beterschap of achteruitgang na 72u
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk AB is eerste keus bij faryngotonsillitis?

A

Penicilline.

17
Q

Welke AB kunnen gegeven worden indien er een allergie is voor penicillines?

A
  • Indien niet IgE-gemedieerd: cefalosporines
  • Indien wel IgE-gemedieerd: macroliden
18
Q

Wat zijn symptomen van een peritonsillair abces?

A

Trismus, ‘hot potato voice’, uitgesproken sliklast en kwijlen.

19
Q

Wat zijn klinische tekens bij een peritonsillair abces?

A

Asymmetrische zwelling amandelpijler, weke verhemelte en uvuladeviatie naar contralateraal.

20
Q

Wat zijn indicaties voor verwijzing bij faryngotonsillitis?

A
  • (Dreigende) bovenste luchtwegobstructie
  • Ernstig ziekte patiënt met onvoldoende orale intake
  • Verhoogd risico op complicaties of verslechtering van onderliggende comorbiditeit
  • Atypisch verloop, in bijzonder onvoldoende verbetering of verslechtering onder antibiotische behandeling
  • Suppuratieve of niet-suppuratieve complciaties: abces, sepsis, acuut rheuma, glomerulonephritis, endocarditis
  • Faryngotonsillitis als manifestatie van onderliggende hematologische aandoening
21
Q

Hoe kan tonsilhyperplasie aanleiding geven tot failure to thrive?

A

Wanneer de hyperplasie groot genoeg is kunnen er slikklachten ontstaan voor vast voedsel waardoor de kinderen ondervoed zijn.

22
Q

Wat is een absolute indicatie voor tonsillectomie?

A

Obstructief slaapapnoesyndroom o.b.v. tonsilhyperplasie.

23
Q

Wat zijn relatieve indicaties voor tonsillectomie?

A
  • 7 of meer tonsillitiden per jaar of 5 tonsillitiden per jaar in de afgelopen twee jaar
  • 4 tot 6 tonsillitiden per jaar met ernstige morbiditeit
  • Peritonsillair abces met onmogelijkheid tot punctie / aspiratie of recidief peritonsillair abces
24
Q

Welke indicatie voor tonsillectomie heeft eigenlijk geen evidentie?

A

Chronische tonsillitis met veel morbiditeit.

25
Q

Welke absolute contra-indicaties zijn er voor tonsillectomie?

A

Er zijn er geen.

26
Q

Bij welke patiënten moet men opletten bij tonsillectomie?

A

Patiënten met stollingsstoornissen, Downsyndroom, jonge leeftijd (< 2.5j) en ernstige comorbiditeiten.

27
Q

Wat is de belangrijkste complicatie van tonsillectomie?

A

Nabloeding (2-8%).

28
Q

Wat zijn alarmsymptomen bij een globus?

A

Persisterende globusklachten, pijn, gewichtsverlies, voedselpassagestoornissen en stemveranderingen.

29
Q

Waaruit bestaat behandeling van globusklachten?

A

Indien er geen oorzaak gevonden werd, verdwijnen de klachten meestal spontaan na verloop van weken tot maanden. Indien er wel een oorzaak gevonden wordt, wordt die zo mogelijk behandeld.