Ben's Klapper Flashcards

1
Q

Welke parameters gebruik je om de specifieke dag in de fasen van het endometrium te bepalen?

A
  1. Mitosen
  2. Vacuoles
  3. Pre-decidua
  4. Secretoire uitputting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem kenmerken van proliferatief endometrium

A
  1. Tubulaire klieren
  2. Pseudo gestratificeerd epitheel
  3. Mititotische activiteit
  4. Oedeem stroma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

DD tubulaire buizen in afwezigheid van mitotische activiteit

A
  1. Laat menstrueel endometrium
  2. Basalis
  3. Progestine therapie
  4. Inactief endometrium
  5. Laag uterien segment
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Definitie 16de dag endometrium

A

Proliferatief endometrium met abundante subnucleaire vacuoles (pianotoetsen)
- kan door ovulatie geproduceerd worden, maar ook bij anovulatoir + progestine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe worden intraluminale secreties beschouwd?

A

Niet specifiek

Zichtbaar in proliferatieve en secretoire fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dag 17 secretoir endometrium

A

Vacuolaire fase

  1. Gelijke rijen subnucleaire vacuoles met vrijwel geen mitotische activiteit
  2. Kernen iets ongelijk en verlengd

Extreme subnucleaire vacuolen ook bij Clomiphene therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dag 18 secretoir endometrium

A

Sub en supranucleaire vacuolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dag 19 secretoir endometrium

A

Verspreid subnucleaire vacuolen met kernen dichtbij de basale lamina
Kernen kleiner en ronder, meestal in 1-2 lagen in het epitheel
Geen mitotische activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke gedeelte van het endometrium geeft het meeste informatie

A

Oppervlakte epitheel (superficial functionalis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beoordeling dag 20-22 secretoir endometrium

A
  1. Meest moeilijke fase om precies te dateren vanwege afwezigheid van specifieke parameters zoals vacuoles of predecidua.

Dag 20: secretoire uitputting en relatief dens stroma in sup. Functionalis
Dag 21: meer oedeem met duidelijker aanw van spiraalarterien in deze zones met naakte kernen.
Dag 22: idem, met eerste aanzet tot peri-arteriële cuffing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dag 23-27 endometrium

A

= pre-deciduale fase van secretoir endometrium

Dag 23: predeciduale veranderingen rondom 1 of meerdere vaten
Dag 24: predecidua bridging enkele vaten
Dag 25: predecidua voorkomend in patches onder opp epitheel
Dag 25-26: influx van endometria granulocyten
Dag 26: continue aggregaten van pre-decidua onder opp epitheel.
Dag 27: extensie van pre-decidua in de diepere regionen van de functionalis.

Latere stadia: klierbuizen meer zaagtandvormig
Erg late stadia: kleine tubulaire klierbuizen in sommige gebieden van de functionalis ( verlengd progestationeel effect m.a.g. Vroege atrofie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dag 17-19 secretoir endometrium

A

Vacuolaire fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kenmerk hypersecretoir endometrium

A

Veel klierbuizen met invouwingen en toegenomen secreties met secretoire vacuoles.

Dd: vroege zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke stadia zijn te onderscheiden bij stromale breakdown

A
  1. Vroege ovulatoir menstrueel endometrium
  2. Laat menstrueel endometrium
    (Ovulatie kan niet worden bevestigd)
  3. Vroege proliferatie met residuale stroma afbraak (idem 2.)
  4. Afbraak geassocieerd met persisterend proliferatief endometrium of een laaggradige hyperplasie (anovulatoir= geprogrammeerde afbraak)
  5. Afbraak geassocieerd met hormonale therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kenmerken vroege ovulatoire menstruele afbraak (tot derde dag shedding)

A
  1. Gefragmenteerde secretoir uitgeputte klieren met enkele laag kernen met of zonder pyknose
  2. Losse aggregaten van plompe necrotische predeciduale cellen (n= abundant cytoplasma: bleek)
  3. Diffuus patroon van afbraak consistent met geprogrammeerde shedding en veel inflammatoire cellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kenmerken laat menstrueel endometrium

A
  1. Bovenste functionalis is afgestoten en onderste functionalis zal stromale necrose ondergaan, terwijl er regeneratieve veranderingen plaatsvinden (recover)
  2. Tubulaire klieren net lichte pseudostratificatie, minimale mitotische activiteit en vnl patchy opp afbraak.

Nb ovulatie kan niet bevestigd worden

17
Q

Kenmerken vroege proliferatie met residuake stromale afbraak.

A
  1. Extensie laat menstrueel endometrium met duidelijke proliferatief endometrium.
18
Q

Kenmerken afbraak geassocieerd met persisterend proliferatief endometrium of laaggradige hyperplasie

A
  1. Stromale afbraak is vergezeld met abundant proliferatief endometrium, cysteus gedilateerde klieren of tubaire metaplasie. (Semicirculaire structuren)
  2. Patchy afbraak
  3. Fibrinetrombi
    = geprogrammeerde afbraak
19
Q

Kenmerken afbraak geassocieerd met OAC

A
  1. Significante reductie in endometrium volume
  2. Klierbuizen vooral tubulair
  3. Diffuus necrotisch stroma zonder plompe celaggregaten (pre-decidua), maar kleinere en meer spoelvormige celclusters
20
Q

5 entiteiten geassocieerd met abnormaal bloedverlies (vaak vrouw in haar 40)

A
  1. Endometrium poliep
  2. Persisterend (anovulatoir) endometrium
  3. Andere verstoringen in de cyclus
  4. Chronische endometritis
  5. Submucosaal leiomyoom
21
Q

Kenmerken endometrium poliep

A
  1. Funny glands in funny stroma
    - -> fibrose met irregulair gerangschikte klierbuizen die soms cysteus gedilateerd zijn.
  2. Dikke vaten door het fibrohyalien centrum
  3. Aan twee of meer zijden opp epitheel
  4. Soms aanwezigheid van plasmacellen
22
Q

Andere verstoringen in endometrium cyclus

A

Aanwezigheid van tubulaire buizen met minimale mitotische activiteit (suggestief voor disruptie van normale folliculaire fase of een zwakke luteale fase)

23
Q

Kenmerken chronische endometritis

A
  1. Stromale cellen met grotere densiteit aan inflammatoire cellen (mix lymfo’s en plasmacellen… Net onder opp epitheel).
  2. Wel zeker weten dat de plasmacellen niet van endocervicale origine zijn
  3. Aanwezigheid van lymfoide follikels (niet spec), intraglandulair exsudaat en reparatieve veranderingen.
24
Q

Dd chronische endometritis

A
  1. Postpartum endometrium
  2. Laat menstrueel endometrium
  3. Andere inflammatoire infiltraten vanbonzekere origine
  4. IUD (reactief, geen plasmacellen)
25
Q

Stap 1 bij beoordeling van endometrium

A
  1. Adequaatheid
    A. Jong en in cyclus= veel endometrium
    b. Postmenopausale atrofie = weinig curettement