Behaviorisme Flashcards
Onvoorwaardelijke stimulus (O.S.):
Een stimulus die van nature en automatisch een reactie oproept. Voorbeeld: voedsel voor een hond, dat automatisch speekselvorming veroorzaakt.
Onvoorwaardelijke respons (O.R.):
De natuurlijke, niet-aangeleerde reactie op de onvoorwaardelijke stimulus. Voorbeeld: speekselvorming van de hond bij het zien of ruiken van voedsel.
Neutrale stimulus (N.S.):
Een stimulus die van nature geen specifieke respons oproept. In Pavlov’s experiment was dit een belgeluid.
Geconditioneerde stimulus (G.S.):
De neutrale stimulus die, na herhaalde koppeling met de onvoorwaardelijke stimulus, een reactie oproept. In Pavlov’s experiment werd de bel een geconditioneerde stimulus.
Geconditioneerde respons (G.R.):
De aangeleerde reactie op de geconditioneerde stimulus. Voorbeeld: speekselvorming van de hond bij het horen van de bel, zelfs zonder voedsel te zien.
Pavlovs experiment
Voor de conditionering: De bel (neutrale stimulus) veroorzaakt geen speekselvorming. Het voedsel (onvoorwaardelijke stimulus) veroorzaakt speekselvorming (onvoorwaardelijke respons).
Tijdens de conditionering: Pavlov liet de bel (neutrale stimulus) direct voorafgaan aan het aanbieden van voedsel (onvoorwaardelijke stimulus). Dit werd herhaald, en de hond leerde de associatie tussen de bel en het voedsel.
Na de conditionering: Na herhaalde koppeling begon de hond te kwijlen (geconditioneerde respons) wanneer hij alleen de bel hoorde (geconditioneerde stimulus), zonder dat er voedsel aanwezig was.
Verwerving (acquisition):
Het proces waarbij de associatie tussen de neutrale stimulus en de onvoorwaardelijke stimulus tot stand komt.
Uitdoving (extinction):
Als de geconditioneerde stimulus (bijvoorbeeld de bel) herhaaldelijk wordt gepresenteerd zonder de onvoorwaardelijke stimulus (het voedsel), zal de geconditioneerde respons (speekselvorming) uiteindelijk afnemen en verdwijnen.
Spontaan herstel (spontaneous recovery):
Na een rustperiode kan de geconditioneerde respons spontaan terugkeren, ook al is de associatie al gedoofd.
Stimulusgeneralisatie:
Dit treedt op wanneer stimuli die lijken op de geconditioneerde stimulus ook de geconditioneerde respons oproepen. Als een hond bijvoorbeeld ook kwijlt bij een ander geluid dat lijkt op de bel, is dat generalisatie.
Stimulusdiscriminatie:
Het vermogen om onderscheid te maken tussen verschillende stimuli en alleen te reageren op de specifieke geconditioneerde stimulus. De hond leert bijvoorbeeld alleen op de specifieke bel te reageren en niet op andere geluiden.
Klassieke conditionering
Verwijst naar een leerproces waarbij een organisme nieuwe associaties vormt tussen een neutrale stimulus en een onvoorwaardelijke stimulatie (die van nature een bepaalde respons oproept). Bijv. Pavlov’s experiment.
Positieve bekrachtiging
Gedrag of een respons wordt in een bepaalde situatie
versterkt/beloond door het toevoegen van een positieve bekrachtiger (iets aangenaams).
Negatieve bekrachtiging
Gedrag of een respons wordt in een bepaalde
situatie versterkt/beloond door het wegnemen van een negatieve bekrachtiger (iets
onaangenaams).
Premack principe
Het Premack principe houdt in dat je hoogfrequent gedrag of een hoger
gewaardeerde activiteit afhankelijk maakt van laagfrequent gedrag of een lager
gewaardeerde activiteit, om zo het laagfrequente gedrag te versterken. (bijv. gewaardeerde doen na het minder gewaardeerde).