Behandeling persoonlijkheidsstoornissen Flashcards

1
Q

psychosociale behandeling, origineel ontwikkeld voor Borderline

A

Dialectical behavior therapy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het kernkenmerk van BPD komt door een transactie tussen biologische disfunctie in het emotionele regulatiesysteem en een invaliderende omgeving

A

biosociale theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

elk gedrag kan gevormd worden door klassiek/operant conditioneren en modelling

A

gedragstheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

realiteit is onderling verbonden, gemaakt van tegengsestelde krachten en altijd veranderend

A

dialectische theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

negatieve perceptie van jezelf, anderen en de omgeving, die doordringend is en betekenis geeft aan ervaringen

A

maladaptief schema

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vechten tegen een schema en een andere realiteit faken

A

overcompensatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

schemas vermijden die triggers activeren

A

vermijding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

je laat de schemas je leven controleren

A

overgave

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

georganiseerd patroon van denken

A

schemamodus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

niet herkend worden in gevoel

A

invalidering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

pre behandeling, commitment fase

A

fase 0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

controle nemen, individuele therapie

A

fase 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

post-traumatische stressklachten verminderen

A

fase 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

zelfrespect verhogen en andere doelen

A

fase 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

voelen, denken en doen van de cliënt wordt vooral bepaald door een set gerelateerde schema’s en coping stijlen

A

schemamode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

voelen is gevaarlijk: depersonalisatie, leegheid, middelenmisbruik, etc.

A

detached beschermer

17
Q

de wereld is gevaarlijk: depressief, slachtoffer, clinging

A

kwetsbaar/verlaten kind

18
Q

als ik niet vecht, pakken ze me: veeleisend, impulsief, asociaal, zelfmoorddreiging, promiscue

A

boos kind

19
Q

je bent slecht: zelfhaat, kritiek, schade

A

straffende ouder

20
Q

schema’s en modes worden geidentificeerd. vragenlijsten kunnen ook gebruikt owrden om een duidelijk beeld te krijgen van de betrokken patronen

A

assessment fase

21
Q

in contact raken met deze schema’s/schemamodes en leren om ze te herkennen als ze werken in het dagelijkse leven

A

emotioneel bewustzijn fase

22
Q

client is actief betrokken bij het vervangen van negatieve, habitual gedachtes en gedrag met nieuwe, gezonde cognitieve en gedragsopties

A

gedragsverandering fase