begrippen T8 V1+2+3 Flashcards

1
Q

landbouweconomie

A

economisch systeem waarbij landbouw de belangrijkste economische activiteit is/ belangrijkste bron van inkomsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

handelaar

A

iemand die goederen koopt en verkoopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

basisproduct

A

een product dat noodzakelijk is om te overleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

luxeproduct

A

een product die je niet noodzakelijk nodig hebt om te overleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

uitbuitingseconomie

A

economisch systeem waarbij gebieden worden uitgebuit, één handelspartner profiteerd van de andere handelspartners door de rijkdommen (grondstoffen + productne) in zijn gebied goedkoop mee te nemen en zelf weinig of niets terug te geven/produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

lokale handel

A

handel op plaatselijke markt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

regionale handel

A

handel met omliggende streken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

langeafstandshandel

A

producten/grondstoffen uit verder gelegen gebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

geldeconomie

A

economisch systeem waarbij goederen gekocht/verkocht worden door gebruik te maken van geld (als ruilmiddel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

slaaf

A

iemand ide werkt voor een ander en niet over zijn eigen leven mag beschikken, een onvrij persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

slaveneconomie

A

economisch systeem waarbij slaven massaal worden ingezet als goedkope arbeidskrachten en daardoor onmisbaar zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly