Begrippen hoofdstuk 6 (toetsweek 3) Flashcards
Indirecte democratie
het volk neemt niet zelf de beslissingen maar laat dit over aan gekozen vertegenwoordigers
Directe democratie
het volk heeft directe zeggenschap. Een voorbeeld van directe democratie is het referendum (volksraadpleging.)
Referendum
kiesgerechtigde burgers mogen rechtstreeks stemmen over een politiek vraagstuk of wetsvoorstel
Dictatuur
staatsvorm waarbij alle macht in handen is van één persoon of een kleine groep mensen
Censuur
controle van de overheid op alles wat de media uitbrengt
Persvrijheid
journalisten mogen zelf bepalen waar ze over berichten en op welke manier ze dat doen. Ze hebben geen toestemming nodig van de overheid
Oppositiepartijen
partijen in de wetgevende macht (bijvoorbeeld eerste en tweede kamer), die niet meedoen in de uitvoerende macht (bijvoorbeeld Regering
Ideologie
een samenhangend geheel van denkbeelden over hoe de samenleving er uit zou moeten zien
Socialisme (politiek links)
ideologie waarin de overheid zich actief bemoeit met het bevorderen van gelijkheid in de bevolking
Confessionalisme (politiek midden)
ideologie waarin de overheid een aanvullende rol heeft en waarin de samenleving georganiseerd wordt volgens Bijbelse waarden zoals rentmeesterschap en naastenliefde
Liberalisme (politiek rechts)
ideologie waarbij een overheid zich minimaal bemoeit met de samenleving, omdat vrijheid (van de markt) centraal staat
Progressief
vooruitstrevend, de maatschappij willen veranderen
Conservatief
behoudend. zoveel mogelijk in de maatschappij bij het oude willen houden
Nationalistische standpunten
standpunten waarin trots op eigen land centraal staat
One-issuepartij
politieke partij die zich richt op één onderwerp
Populistische partij
politieke partij die opkomt voor de belangen van ‘gewone’ mensen
Niet-democratische partij
politieke partij die standpunten heeft die in strijd zijn met de rechtsstaat/ democratie
Integratiefunctie
de taak van politieke partijen om wensen en belangen tegen elkaar af te wegen om tot beleidspunten in een partijprogramma te komen.
Informatiefunctie
de taak van politieke partijen om kiezers te informeren over hun standpunten
Participatiefunctie
de taak van politieke partijen om burgers te interesseren voor deelname aan de politiek
Selectiefunctie
de taak van politieke partijen om kandidaten te rekruteren voor politieke functies
Actief kiesrecht
het recht om bij verkiezingen je stem uit te brengen
Passief kiesrecht
het recht om je verkiesbaar te stellen
Lijsttrekker
leider van een fractie/partij
Spindoctor
persoon die probeert invloed op de imago van een partij of persoon uit te oefenen
Zwevende kiezer
kiezers die niet bij elke verkiezing op dezelfde partij stemmen
Mediacratie
democratisch stelsel waarin imago’s van politici in de media een belangrijke rol spelen
Evenredige vertegenwoordiging
kiesstelsel waarin de procentuele keuzes van kiezers evenredig worden verdeeld in het aantal zetels dat weg te geven is
Kiesdeler
aantal noodzakelijke stemmen voor een plek/zetel in de volksvertegenwoordiging
Regering
de koning en de ministers
Kabinet
de ministers en de staatssecretarissen die gezamelijk verantwoordelijk zijn voor het beleid
Informateur
onderzoekt na de verkiezingen welke combinatie van partijen de meeste kans van slagen heeft
Coalitie
een samenwerkingsverband van twee of meer partijen die samen een meerderheid vormen en samen regeren.
Regeerakkoord
hierin staan de hoofdlijnen van het beleid voor de komende jaren
Formateur
zoekt de geschikte ministers en staatssecretarissen bij elkaar (meestal de nieuwe minister-president)
Constitutionele monarchie
een staatsvorm waarin de taken en bevoegdheden van het staatshoofd grondwettelijk zijn vastgelegd
Ministeriële verantwoordelijkheid
het kabinet is verantwoordelijk voor de inhoud van wetten maar ook voor alle gedragingen van de leden van het Koninklijk Huis en haar ambtenaren
Onschendbaarheid
de koning is jurisdisch onschendbaar, niet vervolgbaar en niet verantwoordelijk voor zijn daden
Ministers
een persoon die deelneemt aan de regering/kabinet van een land en tevens politiek verantwoordelijk is voor een beleidsterrein van dat land
Staatssecretaris
een persoon die verantwoordelijk is voor een deel van het beleidsterrein van een minister
Demissionair kabinet
het oude kabinet blijft in functie tot dat er een nieuw kabinet wordt gevormd. Dit kabinet heeft geen eigen ‘missie’ meer en handelt alleen lopende zaken af
Troonrede
regeringsverklaring van de koning, met terugblik op het afgelopen jaar en vooruitblik op het komende jaar
Miljoenennota
jaarlijke rijksbegroting van minister van Financiën
Eerste Kamer
ook wel de senaat genoemd. Controleert de Tweede Kamer. Moet wetsvoorstellen goed- of afkeuren (75 leden). Worden indirect gekozen door het volk.
Tweede Kamer
behandelt elk wetsvoorstel en mag een wet voorstellen of afwijzen, aanemen of veranderen (150 leden). Worden direct gekozen door het volk
Parlement
Eerste en Tweede Kamer
Fractie
de groep vertegenwoordigers van een politieke partij in een gekozen orgaan
Oppositiepartij
een partij die niet in de regering/kabinet zit
Stemrecht
beide Kamers hebben het recht om een voorstel goed of af te keuren
Budgetrecht
het recht om de rijksbegroting wel of niet goed te keuren
Recht van initiatief
Tweede Kamerleden hebben de mogelijkheid om een wetsontwerp in te dienen
Recht van interpellatie
Eerste- en Tweede Kamerleden mogen ministers ter verantwoording roepen
Recht van amendement
De Tweede Kamer heeft de mogelijkheid om wijzigingen in een wetsvoorstel aan te brengen
Parlementaire enquête
Een gedetailleerd onderzoek naar een onderdeel van het regeringsbeleid uit laten voeren
Motie
Een verzoek aan de minister om iets te doen of juist niet te doen
Motie van wantrouwen
Een verzoek waarin Kamerleden het vertrouwen in een minister opzeggen
Lobbyen
Particuliere personen/ instanties die invloed uitoefenen op politici en besluitvorming
Provinciale Staten
De gekozen leden op provinciaal niveau. Worden direct gekozen door het volk
Gedeputeerde Staten
Uitvoerende macht op provinciaal niveau. Gedeputeerde Staten worden voorgedragen door de coalitiepartijen in de Provinciale Staten
Commissaris van de Koning
De voorzitter van de Gedeputeerde Staten en de Provinciale Staten, benoemd door de minister van Binnenlandse Zaken.
Gemeenteraad
De gekozen leden op gemeente niveau (wetgevende macht)
College van Burgemeester en Wethouders
Het dagelijkse bestuur van de gemeente (uitvoerende macht)
Subsidiariteit
(Delegeren). Subsidiariteit betekent dat hoge (bijvoorbeeld landelijke) instanties niets hoeven te doen wat beter lokaal opgelost kan worden
VN Resolutie
De meerderheid van de landen die deelnemen aan de Verenigde Naties kan resoluties aannemen om landen tot acties te drijven
Verenigde Naties
Een internationale organisatie die samenwerkt op het gebied van mensenrechten, internationaal recht, mondiale veiligheid en ontwikkeling van de wereldeconomie
Splinteren
Afsplitsen als volksvertegenwoordiger van de wetgevende macht in een nieuwe fractie
Fractiediscipline
Mee moeten stemmen als volksvertegenwoordiger met je partijgenoten
Restzetel
Een zetel die overblijft na een eerste verdeling van zetels naar rato van de stemmen
Homogeniteitsbeginsel
De regering spreekt, als eenheid, met één mond. Ministers geven nooit een andere mening, dan de overtuiging van de regering
Homogeniteitsbeginsel
De regering spreekt, als eenheid, met één mond. Ministers geven nooit een andere mening, dan de overtuiging van de regering