Begrippen hoofdstuk 1 en 5 (toetsweek 1) Flashcards
Klasseloze samenleving
Een systeem zonder sociaaleconomische klassen, omdat bezit gelijkelijk verdeeld is en productiemiddelen gezamelijk worden beheerd.
Hoor en wederhoor
Verschillende betrokkenen verhoren
Feminiteit
Een samenleving waarin vrouwelijke en mannelijke taken niet duidelijk gescheiden zijn
Belang
Het voor- of nadeel dat iemand ergens bij heeft
Grondwet
De belangrijkste wet van een land. Bevat meestal fundamentele rechten en plichten van burgers en van de overheid.
Meerderheidsregel
De regel dat beslissingen worden genomen door de meerderheid van de uitgebrachte stemmen over een voorstel.
Internationalisme
Stroming die streeft naar een wereld waarin samenwerking wordt gestimuleerd
Maatschappelijk probleem
Een probleem dat grote gevolgen voor groepen uit de samenleving heeft, veel media aandacht krijgt, waarbij de overheid zich moet bemoeien met het oplossen van het probleem en waarbij er sprake is van tegenstellingen
Waarde
Een uitgangspunt of principe dat mensen belangrijk vinden in hun leven
Norm
Opvattingen over hoe je je op grond van een bepaalde waarde hoort te gedragen
Macht
Het vermogen de handelingsmogelijkheden van anderen te beinvloeden
Gezag
Erkende macht
Invloed
Informele macht, niet vastgelegd in regels
Subjectief
Gebaseerd op meningen en belangen
Objectief
Feitelijk, niet beïnvloed door eigen gevoel, belangen of vooroordelen
Manipulatie
Feiten opzettelijk weglaten of verdraaien.
Propaganda
Bewust eenzijdige informatie.
Indoctrinatie
Langdurige, systematische en dwingende eenzijdige informatie
Selectieve waarneming
Je neemt slechts die zaken waar die binnen je referentiekader passen
Referentiekader
Alles wat je bezit aan kennis, ervaringen, normen en waarden. Het referentiekader beïnvloed de manier waarop je naar de wereld kijkt
Censuur
Informatie wordt achtergehouden
Microniveau
Situatie uitgelicht tot individuele personen.
Macroniveau
Een situatie die generiek voor een groep mensen geldt
Compromis
Situatie waarbij twee conflicterende partijen overeenstemming vinden door beiden toe te geven
Gender
Betekenis van het man zijn of vrouw zijn in een samenleving
Allochtoon
Iemand die zelf, of van wie tenminste één van de ouders, in het buitenland geboren is
Autochtoon
Persoon wiens wortels (van hem/haar en zijn/haar ouders) in het land liggen waar ze op dat moment wonen.
Dominante cultuur
Cultuur die geaccepteerd wordt door de meeste mensen binnen een samenleving.
Subcultuur
Cultuur binnen de dominante cultuur met bepaalde waarden, normen en andere cultuurkenmerken die afwijken van de dominante cultuur.
Tegencultuur
Cultuur van groepen die zich duidelijk verzetten tegen (delen van) de dominante cultuur.
Socialisatie
Het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert.
Sociale controle
De manieren waarop mensen andere mensen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden.
Internalisatie
Automatisch gaan gedragen zoals de groep dat van je verwacht.
Gezinshereniging
Als iemand die zich legaal in Nederland bevindt zijn gezinsleden naar Nederland laat komen.
Segregatie
Het opdelen van de samenleving in gescheiden delen.
Assimilatie
Volledige aanpassing aan de dominante cultuur, zodat er van de oorspronkelijke cultuur niets overblijft.
Integratie
Een gedeeltelijke aanpassing aan de dominante cultuur van een land
Restrictief toelatingsbeleid
Strenge regels over wie er toegelaten wordt als asielzoeker of migrant
Tolerantie
Bereidheid om dingen te verdragen die ergernis kunnen oproepen.
Conformisme
Aanpassing van gedragingen aan de heersende opvattingen
Polarisatie
Tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen.
Maculiniteit
Een samenleving waarin de sociale sekse-rollen duidelijk gescheiden zijn.
Etnocentrisme
Centraal stellen van de eigen cultuur
Vooroordeel
Vooropgezette meningen over andere dorpen of culturen.
Xenofobie
Angst voor vreemdelingen
Pushfactoren
De redenen om je land te verlaten.
Pullfactoren
De redenen om naar een land toe te komen.
Mythe van terugkeer
Geloven als uitheemse dat je weer terug zal keren naar thuisland. Dit doe je echter nooit.
Immigratiebeleid
Wijze waarop een regering omgaat met vluchtelingen
Vluchtelingen
Immigranten die vluchten voor oorlog of vervolging in thuisland.
Migrant
Iemand die vlucht voor sociaal-economisch redenen
Illegalen
Mensen die geen wettige toestemming hebben om in een land te wonen en te werken.
Asielzoeker
Persoon die een aanvraag om toelating als vluchteling heeft ingediend.
Gemengde huwelijken
Mensen die trouwen met mensen buiten de eigen gemeenschap.
Remittances
Het geld dat wordt overgemaakt naar (bijvoorbeeld familieleden in) het land van herkomst.
Verdringingsmechanismen
Gevoel van verdrukking bij autochtonen ten opzichte van Immigranten (bijvoorbeeld: immigranten nemen banen over)
Emancipatie
Streven naar gelijkgerechtigheid.
Protectionisme
Stroming die streeft naar een bescherming van de interne economie en het binnenland.
Stereotype
Een versimpeld, vaststaand beeld van een groep mensen. Dit beeld is vaak negatief.
Discriminatie
Mensen van een bepaalde groep anders behandelen op grond van kenmerken die in de gegeven situatie niet van belang zijn.
Maatschappelijk geluk
Het geluk van mensen in een samenleving.
Dilemma
Een keuze tussen twee zaken die niet samen kunnen gaan.
Kernwaarde
Een belangrijke waarde van een cultuur. Zonder die kernwaarde bestaat die cultuur niet meer
Maatschappelijke botsing
Botsing tussen waarden en/of belangen van verschillende actoren die niet samen kunnen gaan.
Actor
Persoon of groep die actief betrokken is bij een maatschappelijk probleem.
Overheid
Het hoogste gezag in een land dat wetten maakt, uitvoert en handhaaft.
AWB-schema
Een overzicht van een botsing of dilemma met actoren, waarden en belangen die tegenover elkaar staan.
Maatschappelijk middenveld
Groepen van burgers die voor bepaalde waarden of belangen opkomen zonder winstoogmerk te hebben
Markt
Ondernemingen of bedrijven met een winstoogmerk.
Strijd
Het oplossen van maatschappelijke problemen door geweld en/of dwang.
Debat
Een ordelijke discussie om een kritisch denkend publiek te overtuigen.
Pluriforme samenleving
Samenleving waarin er verschillen tussen mensen en culturen mogen zijn en ze met elkaar in gesprek gaan over die verschillen.
Multiculturele samenleving
Er is geen dominante cultuur in zo’n sameleving en daar wordt ook niet naar gestreefd. Subculturen worden als gelijkwaardig gezien. Gedeelde normen en waarden zijn niet belangrijk, wel wordt er vanuit gegaan dat er gezamelijke waarden zijn.
Monoculturele samenleving
Dominante cultuur is belangrijk. De bestaande subculturen worden geacht zich aan te passen aan de dominante cultuur (assimilatie). Bijvoorbeeld: Frankrijk en Turkije.
Etnisch
Behorend tot een volk met dezelfde cultuur, natie en taal.
Etnisch zuivere samenleving
Een samenleving waarin slechts een etnische groep wordt toegestaan. Andere culturen dienen te verdwijnen, eventueel met geweld. Voorbeelden: Nazi-Duitsland, Afghanistan en Saudi-Arabië.
Cultuur
Geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen van een groep of samenleving.
Belangentegenstelling
Houdt in dat belangen van twee (of meer partijen) met elkaar conflicteren
Sociale cohesie
De samenhang/ verbondenheid binnen een bepaalde groep mensen