begrippen hc5 Flashcards

1
Q

Principes IRT

Unidimensionaliteit

A

alle items in de test meten dezelfde latente trek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Principes IRT

Lokale onafhankelijkheid

A

Het antwoord op het ene item wordt NIET beïnvloed door het antwoord op het andere item

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Monotoniciteit

A

De item respons functie is ‘nondecreasing’ dus daalt nooit

Bij een hoge theta waarde heb je ook meer vragen goed. –> stijgende lijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat beschrijft de item respons theorie (IRT)?

A

De kans dat een persoon met een bepaalde latente trek (bijvoorbeeld intelligentie of attitude) een item goed beantwoordt of een positief antwoord geeft.

Hangt af van de kenmerken van de items, zoals de moeilijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De kansen dat iemand een goed antwoord geeft bij de IRT hangt bijv. af van kenmerken van de items. Deze kansen worden beschreven door een ….. ook wel een …. genoemd

A

logistische functie,

Item respons functie (IRF)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe steiler de IRF hoe …

A

groter het discriminerend vermogen, dus hoe beter!!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Item respons functie (IRF)

A

is een logistische functie die de kansen op een positief antwoord en de persoonlijkheidstrek die wordt gemeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe groter het discriminerend vermogen hoe …

A

hoger de waarde van de discriminatieparameter.

Hoe beter het item dus onderscheid kan maken tussen personen met een lage en een hoge theta waarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe meer de IRF naar rechts staat hoe …

A

moeilijker het item!

Iemand heeft een hoge theta waarde nodig om het item goed te beantwoorden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kunnen negatieve waarde voor theta waarden en moeilijkheidsparametes mogelijk zijn?

A

De theta waarden staan op de z-score schaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het verschil van de SE bij de klassieke testtheorie (KTT) en bij de IRT?

A

Bij KTT is de SE voor iedereen gelijk

Bij IRT moet aangetoond worden dat de SE juist niet voor iedereen gelijk is met betrekking tot de informatiefunctie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Test informatiefunctie

A

De som van alle item informatiefuncties uit de test, vanwege de lokale onafhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem twee verschillen van het Mokken model vergeleken met met de parametrische IRT modellen

A

Bij het Mokken model wordt de p-waarde gebruikt voor de moeilijkheid.

Er wordt gekeken naar de totaalscore in plaats van theta.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke testen bij een veronderstelde duidelijke ordening van fysieke of motorische testen?

A

Rasch/1PLM of Mokken’s model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Persoon-responsfunctie (PRF)

A

Kans dat een persoon met een gegeven theta waarde een goed antwoord geeft als functie van moeilijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Guttman fouten

A

Afwijkingen in antwoordpatronen

het fout beantwoorden van makkelijkere items en het goed beantwoorden van fouten items

16
Q

Guttmans fouten

11110000

17
Q

Guttmans fouten

1110101

A

drie fouten.

18
Q

In een Birnbaums 2-parameter Model (2PL) is welke parameter niet aanwezig?

A

Pseudokansparameter (komt alleen in 3PL voor)

Bevat wel de moeilijkheidsparameter en de discriminatieparameter

19
Q

Welke assumptie van IRT kan problematisch zijn bij het meten van psychologische constructen zoals persoonlijkheid?

A

Lokale onafhankelijkheid

20
Q

pseudokans niveau

A

Kans dat het goede antwoord wordt gegeven door mensen met een zeer LAGE thetawaarde.

21
Q

Waar of niet waar:
IRT kan alleen met dichotome items werken

A

Niet waar: IRT kan met dichotome en polytome items werken

22
Q

Wanneer gebruik je de 2PLM?

Welke soort test zou je hier op kunnen toepassen

A

Als je er vanuit gaat dat er niet wordt gegokt.

Kans om het goed te hebben ongeacht je theta waarde is in het begin bijna 0.

bijv. bij persoonlijkheidsvragen over extraversie daar ga je niet gokken

23
Q

Wat is herkenbaar bij het 2PLM van Birnbaum?

A

Dat de gamma (Moeilijkheidsparameter) altijd gelijk is aan 0.

Gamme = 0

24
δ hoe heet dit hoeveel is dit bij het Rasch model altijd?
Moeilijkheidsparameter - delta altijd 0,5 bij Rasch model! want a = 0γ een hoge delta is een lage p waarde
25
γ hoe heet dit
Pseudokansniveau parameter (kans dat goede antwoord wordt gegeven door mensen met een lage theta waarde).
26
a hoe heet dit Hoeveel is dit bij rash model?
Discriminatie parameter (alfa) bij rasch model altijd 1
27
welke twee waardes zeggen veel over de kwaliteit van het item?
Discriminerend vermogen en rest correlaties.
28
Verschil tussen beide mokken modellen (non parametrische modellen) Monotome homogeniteit Dubbele monotomie
Monotome homongeniteit: mogen elkaar kruisen (vergelijkbaar met 2PL en 3PL) Dubbele monotomie: Mogen elkaar niet kruisen (Vergelijkbaar met 1PL en Rasch)
29
Wat kan je zeggen over het 2 PLM
Wordt vaak gebruikt omdat het vaker past. Bijv. bij cito toets
30
Wat kan je zeggen over 3PLM?
Wordt weinig gebruikt omdat de Y (pseudokansniveau parameter) vaak lastig is om te schatten
31
Wat kan je zeggen over het model van Monotome homogeniteit?
Breed toepasbaar: niet streng en minder personen voor nodig
32
Adaptief testen
Test aanpassen aan niveau van de kandidaat (op basis van de thetawaarde)
33
T-scores behoren tot de categorie van genormaliseerde standaardscores. Bij omzetten van ruwe scores naar T-scores wordt een gemiddelde van ... aangenomen en een spreiding van ...
gemiddelde van 50 en een spreiding van 10