begrippen h7 Flashcards

1
Q

schilden

A

een zeer oud stuk aardkorst van minstens 500 miljoen jaar oud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

delfstoffen

A

grond en brandstof die je uit de de aarde haalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ertsen

A

gesteente waaruit een delfstof kan worden onttrokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

landklimaat

A

klimaat met in de koudste maand een gemiddelde dagtemperatuur die lager is dan -3 en in de warmste maand hoger dan 10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

toendraklimaat

A

koud klimaat met ‘s zomers een gemiddeld dagtemperatuur kouder dan 10 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

toendra

A

boomloos gebied in de poolstreken met begroeiing van grassen, mossen en lage struikjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

taiga

A

zone in de gematigde luchtstreek waar naaldbomen groeien. in de winter is het er gemiddeld kouder dan -3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

steppe

A

droog gebied waar net genoeg regen valt voor de groei van grassen en lage struikjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

woestijn

A

erg droog gebied waar bijna niks groeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

podzol

A

bodem die wordt gekenmerkt door het wegspoelen van ijzer, aluminium en humus naar lager liggende lagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

uitspoeling

A

het naar beneden zakken van overtollig water in de bodem, het neemt voedingsstoffen mee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

oerbank

A

keiharde laag in een podzol waar de uitgespoelde voedingsstoffen en mineralen samenklitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

chernozem

A

vruchtbare bodem met een dikke, zwarte bovenlaag die bestaat uit humus met een hoog kalkgehalte. heet ook zwarte aarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

humus

A

Afbraakmateriaal van dode planten en dieren in de bodem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

landbouwdriehoek

A

vruchtbaar landbouwgebied in Rusland dat wordt begrensd door de steden Odessa, Irkutsk en Sint-Petersburg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

permafrost

A

permanente bevroren ondergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

natuurrampen

A

ramp veroorrzaakt door de natuur met veel schade en slachtoffers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

milieuramp

A

door mensen veroorzaakte ramp met veel schade in de natuurlijke omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

milieu-uitputting

A

het opraken van natuurlijke hulpbronnen door menselijk gebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

natuurlijke hulpbronnen

A

product uit de natuur die mensen goed kunnen gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

milieuaantasting

A

ingrepen in de natuur en het landschap waardoor de kwaliteit ervan achteruit gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

verwoestijning

A

uitbreiding van een woestijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

milieuvervuiling

A

verontreiniging van het milieu door het te gebruiken als afvalbak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

luchtvervuiling

A

verontreiniging van de lucht, bijv door uitstoot van gassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

watervervuiling

A

verontreiniging van oppervlaktewater, bijv door de lozing van afval in het water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

bodemvervuiling

A

verontreiniging van de bodem. bijv door chemisch of nucleair afval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

isothermen

A

lijn die plaatsen met dezelfde temperatuur met elkaar verbindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

luchtstreken

A

temperatuurzones op aarde: poolstreken, gematigde zone en tropen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

gematigde zone

A

het gebied tussen de breedtecirkels van 23 1/2 en 66 1/2 N.B en Z.B

29
Q

poolstreken

A

Het gebied ten noorden van 66 1/2 N.B en ten zuiden van 66 1/2 Z.B

30
Q

bodem

A

voor de plantengroei de belangrijkste bovenste laag in de aardkorst

31
Q

horizonten

A

laag in de bodem

32
Q

humus

A

afbraakmateriaal van dode planten en dieren in een bodem

33
Q

bodemprofiel

A

verticale doorsnede van de bodem die de horizonten laat zien

34
Q

uitspoelingshorizont

A

laag in een bodem waar voedingsstoffen zijn weggespoeld

35
Q

inspoelingshorizont

A

laag uit de bodem waar materiaal uit bovenliggende lagen is terechtggekomen

36
Q

moedermateriaal

A

het vaste gesteente waaruit een bodem is ontstaan

37
Q

autonomie

A

vrijheid van een land of gebied om eigen wetten en regels te bepalen. heet ook zelfbestuur

37
Q

geopolitiek

A

het uitoefenen van macht door een land vanwege zijn voorraad natuurlijke hulpbronnen of ligging.

37
Q

russificatie

A

het verspreiden van de invloed van de russische cultuur in gebieden met een andere cultuur.

38
Q

staat

A

een gebied met duidelijke grenzen en een bestuur dat eigen baas is

39
Q

volk

A

een groep mensen die al eeuwenlang samenwoont en dezelfde cultuur heeft

40
Q

xenofobie

A

angst voor of afkeer van mensen met een andere culturele en/of etnische achtergrond

41
Q

natie

A

een volk dat in één staat woont

42
Q

natiestaat

A

een staat waar één volk woont

43
Q

BRICS landen

A

verzamelnaam voor de vijf opkomende landen:
Brazilie, rusland, india, china en zuid afrika

44
Q

communisme

A

politieke vorm waarbij de staat alle bedrijven bezit en bepaalt welke producten worden gemaakt.

45
Q

demografische krimp

A

krimp of afname van de bevolking. heet ook bevolkingskrimp

45
Q

geboortecijfer

A

het gemiddeld aantal geborenen per duizend inwoners per jaar

46
Q

geboorteoverschot

A

als er in een jaar meer mensen worden geboren dan dat er mensen sterven

47
Q

migratiesaldo

A

de som van vestiging en vertrek

48
Q

natuurlijke hulpbron

A

product uit de natuur dat mensen goed kunnen gebruiken

49
Q

oligarch

A

persoon met grote economische macht en daardoor politieke invloed. maakt deel van een kleine groep die de macht in handen heeft

50
Q

ontgroening

A

afname van het aandeel jongeren in de totale bevolking

51
Q

planeconomie

A

economisch systeem waarin de productie door de staat wordt bepaald, waarbij voor elk bedrijf een productieplan wort gemaakt. ook wel het communistisch productiesysteem

52
Q

productiemiddel

A

wat nodig is om iets te maken. arbeid, kapitaal of natuur

53
Q

sterftecijfer

A

het gemiddeld aantal overleden personen per duizend inwoners per jaar

54
Q

vergrijzing

A

toename van het aandeel ouderen in de totale bevolking

55
Q

vrijemarkteconomie

A

economisch systeem waarin bedrijven eigendom zijn van personen en de ondernemers zelf bepalen wat ze maken of welke diensten ze aanbieden. ook het kapitalistisch productiesysteem

56
Q

arbeid

A

betaald werk dat mensen doen door goederen te maken of diensten te verlenen

57
Q

bevolkingsexplosie

A

sterke toename van de bevolking door natuurlijke bevolkingsgroei

58
Q

demografisch transitiemodel

A

model dat de overgang laat zien van een samenleving met hoge geboorte-en sterftecijfers naar lage geboorte- en sterftecijfers

59
Q

demografische krimp

A

krimp of afname van de bevolking

60
Q

kapitaal

A

alle gebouwen, machines, hulpmiddelen en voertuigen die nodig zijn voor de productie

61
Q

migratie

A

verhuizen van de ene woonplaats naar de andere

62
Q

natuur

A

onderdelen van de natuurlijke omgeving die nodig zijn voor de productie, zoals grond, delfstoffen, grondstoffen en water

63
Q

natuurlijke bevolkingsgroei

A

bevolkingsgroei of bevolkingsafname door het aantal geboorten min het aantal sterftes

64
Q

opkomend land

A

land dat nog niet echt ontwikkeld is, maar dat wel een snelle economische groei doormaakt

65
Q

sociale bevolkingsgroei

A

verandering van het bevolkingsaantal doordat mensen uit een gebied vertrekken of doordat ze zich er vestigen

66
Q

sterfteoverschot

A

er gaan meer mensen dood dan dat er kinderen worden geboren

67
Q

vestigingsoverschot

A

als er meer mensen zich vestigen in een gebeid dan dat er mensen vertrekken

68
Q

vertrekoverschot

A

als er meer mensen vertrekken uit een gebied dan dat er zich vestigen