Begrippen H3 Flashcards

1
Q

andesiet

A

Stollingsgesteente dat ontstaat bij vulkaanuitbarstingen in subductiezones.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bevolkingsdruk

A

De mate waarin de bewoners van een gebied beslag leggen op de aanwezige ruimte en kringlopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bevolkingsparticipatie / sociale participatiedemocratisering

A

Deelname aan organisaties en het onderhouden van sociale contacten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bottom-up democratisering

A

Gewone burgers gaan zich steeds actiever met het bestuur van het land bemoeien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

caatinga

A

Benaming voor een droog steppeachtig gebied in het noordoosten van Brazilië tussen het Amazoneregenwoud en het Atlantisch regenwoud.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

cash crops

A

Handelsgewassen die verbouwd worden voor de wereldmarkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

cerrado

A

Benaming voor een vruchtbaar, savanneachtige hoogvlakte in het centrale westen van Brazilië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

cliëntelisme

A

Mensen uit de bovenlaag bewijzen een persoon of een groep mensen een dienst in ruil voor politieke steun.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dé-agrarisatie

A

Proces waarbij op het platteland de landbouw snel aan betekenis inboet en mensen uitstoot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

economisch dualisme

A

Het naast elkaar voorkomen van een moderne en een traditionele sector.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

exportvalorisatie

A

Proces waarbij je meer aan de export probeert te verdienen door grondstoffen eerst te bewerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

favela’s

A

Braziliaanse benaming voor sloppenwijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

food crops

A

Voedselgewassen die men vooral voor eigen gebruik verbouwt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

fragmentarische modernisering

A

Gedeeltelijke modernisering waardoor er in een land moderne en traditionele gebruiken en productiewijzen naast elkaar blijven bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geografisch beeld

A

Een beeld van een gebied op basis van controleerbare informatie over de ligging van het gebied, de ruimtelijke kenmerken ervan en de samenhang daartussen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gezinsplanning

A

Door geboorteregeling het aantal kinderen en het moment van geboorte plannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

good governance

A

Een transparante manier van besturen waarbij de bevolking over middelen beschikt om het regeringsbeleid te controleren en te beoordelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

handelsbalans

A

Een overzicht van de waarde van de in- en uitvoer van goederen van een land.

19
Q

hoogland / hoogvlakte

A

Een gebied met weinig reliëf dat meer dan 500 meter boven zeeniveau ligt en meestal omringd wordt door gebergten.

20
Q

importsubstitutie

A

Het vervangen van importgoederen door eigen productie.

21
Q

informal city

A

Spontaan gebouwde, illegale stadswijken waar de bewoners geen eigendomsrechten hebben.

22
Q

landgrabbing

A

Buitenlandse bedrijven kopen in een land enorme stukken land op om er grootschalige landbouwbedrijven te beginnen.

23
Q

llanos

A

Spaanse benaming voor een tropische boomloze grasvlakte in het noorden van Zuid-Amerika.

24
Q

latifundia / haciënda

A

Zeer grote landbouwbedrijven.

25
Q

Lorenzcurve

A

Deze grafiek laat zien in hoeverre een bepaald kenmerk gelijkmatig is verdeeld over de bevolking.

26
Q

mangrovebossen

A

Mangrovebossen komen voor in de tropen en subtropen in vlakke, modderige kustgebieden.

27
Q

mental map

A

Het ruimtelijk beeld dat één persoon van een bepaald gebied in zijn geheugen heeft opgeslagen.

28
Q

mesties

A

Afstammeling van een Indiaanse en blanke ouder.

29
Q

minifundia

A

Kleine landbouwbedrijven in Midden- en Zuid-Amerika.

30
Q

neoliberalisme

A

Een ontwikkelingsbeleid gebaseerd op het privatiseren van staatsbedrijven, het verlagen van handelstarieven, het verkleinen van overheidssubsidies, het verlagen van winstbelasting en het afschaffen van regels voor het bedrijfsleven.

31
Q

oligarchie

A

Regering die bestaat uit een kleine groep rijke en invloedrijke personen die alle macht heeft.

32
Q

pampa’s

A

Benaming voor de uitgestrekte boomloze vlakte in Zuid-Amerika, vooral de steppegebieden in Argentinië en aangrenzende landen.

33
Q

perceptie

A

De manier waarop je iets waarneemt en ervaart.

34
Q

populistische regering

A

Een regering die de nadruk legt op een sterke band tussen de grote leider en het volk.

35
Q

ruimtelijke segregatie

A

Ruimtelijke scheiding van woonwijken op basis van etniciteit of welvaart. Het komt vooral voor in stedelijke gebieden.

36
Q

schild

A

De kern van het continent, waar de oudste gesteenten voorkomen.

37
Q

selva

A

Benaming voor het tropisch regenwoud in Zuid-Amerika, het Amazonewoud.

38
Q

sociale polarisatie

A

Proces waarbij de tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen steeds sterker worden en leiden tot oplopende spanning en onenigheid.

39
Q

stereotype

A

Een algemene karakterisering van een gebied of van een groep mensen die niet helemaal met de werkelijkheid overeenkomt.

40
Q

subductie

A

Het wegduiken van een oceanische plaat in de aardmantel.

41
Q

tertiairisering

A

Toename van het aandeel van de beroepsbevolking dat in de dienstensector werkt.

42
Q

UNASUR

A

De Unie van Zuid-Amerikaanse Naties is een politieke en economische unie van de 12 onafhankelijke staten in Zuid-Amerika (2008)

43
Q

waterkrachtcentrale

A

Elektriciteitscentrale die door de kracht van stromend of vallend water wordt aangedreven, ook wel hydrocentrale genoemd.