Begrippen H2 Flashcards

1
Q

aride zone

A

Landschapszone gekenmerkt door een lage hoeveelheid neerslag, waardoor woestijn en steppe overheersen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

atmosferische circulatie

A

Algemeen systeem van luchtstromen op aarde en de daarbij behorende lage- en hogedrukgebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

boreale zone

A

Landschapszone gekenmerkt door grote verschillen in temperatuur tussen zomer en winter, waarbij de winters koud zijn. Er groeit hier hoofdzakelijk naaldwoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

corioliseffect

A

Het effect dat luchtstromen een zijdelingse afwijking krijgen door de draaiing van de aarde. Op het noordelijk halfrond is deze afwijking naar rechts, op het zuidelijk halfrond naar links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

diepwaterpomp

A

Proces waarbij koud en zout water zinkt, hetgeen de thermohaliene circulatie aandrijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

El Niño

A

Toestand van de equatoriale Grote Oceaan, waarbij oceaanwater richting Peru stroomt en daar opwelling van koud diepzeewater belemmert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

El Niño - zuidelijke oscillatie (ENSO)

A

Het gehele systeem van El Niño, La Niña en de zuidelijke oscillatie samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gematigde zone

A

Landschapszone gekenmerkt door milde winters, koele zomers en voldoende vocht, waardoor er loofbossen groeien. Momenteel dichtbevolkt en in hoge mate in gebruik door de landbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hogedrukgebied

A

Een gebied met een hoge luchtdruk, dat ontstaat doordat lucht daalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

intertropische convergentiezone (ITCZ)

A

Het lagedrukgebied rondom de evenaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

klimaatfactoren

A

Oorzaken voor klimaatverschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

klimaatgebied

A

Groot gebied met sterke overeenkomsten in klimaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kortgolvige straling

A

Straling die bestaat uit elkaar kort opvolgende trillingen, afkomstig van de zon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

koude zeestroom

A

Zeestroom die afkomstig is uit een kouder gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

lagedrukgebied

A

Een gebied met een lage luchtdruk, dat ontstaat doordat lucht opstijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

landschapszone

A

Groot gebied met sterke overeenkomsten in landschap

17
Q

langgolvige straling

A

Straling die bestaat uit relatief trage trillingen, afkomstig van het door kortgolvige straling opgewarmde aardoppervlak

18
Q

La Niña

A

Toestand van de equatoriale Grote Oceaan, waarbij oceaanwater richting Indonesië stroomt en opwelling van koud diepzeewater bij Peru stimuleert

19
Q

moesson

A

Wind die van de subtropische hogedrukgebieden richting de evenaar waait, die vervolgens kruist en van richting verandert. Op het noordelijk halfrond komt de moesson uit het zuidwesten, op het zuidelijk halfrond uit het noordwesten

20
Q

oceanische circulatie

A

containerbegrip voor alle oceaan- en zeestromen

21
Q

passaat

A

Wind die van de subtropische hogedrukgebieden (30° NB en ZB) richting de evenaar waait. Op het noordelijk halfrond komt deze uit het noordoosten, op het zuidelijk halfrond uit het zuidoosten

22
Q

polaire zone

A

Landschapszone rond de polen met ijskappen, gletsjers en toendra

23
Q

stralingsbalans

A

Het dynamisch evenwicht in inkomende en uitgaande straling op aarde

24
Q

subtropische zone

A

Landschapszone op de overgang van aride en gematigde zones, vaak gekenmerkt door droogtetolerante vegetatie

25
Q

thermohaliene circulatie

A

Stroming van zeewater op enige tot grote diepte, aangedreven door verschillen in temperatuur en zoutgehalte

26
Q

tropische zone

A

Landschapszone rond de evenaar, gekenmerkt door tropisch regenwoud, savanne en tropische landbouw

27
Q

versterkt broeikaseffect

A

Het deel van het broeikaseffect dat wordt veroorzaakt door menselijk handelen. Het gaat hierbij met name om de uitstoot van koolstofdioxide

28
Q

warme zeestroom

A

Zeestroom die afkomstig is uit een warmer gebied

29
Q

zeestroom

A

Dominante stroming op zee, vaak in de richting van de overheersende wind en daardoor aangedreven

30
Q

zuidelijke oscillatie

A

Voortdurende verandering in het luchtdrukverschil over de Grote Oceaan tussen Indonesië en Peru. De veranderingen kennen min of meer een vast patroon