Basisfysica Flashcards

1
Q

Waaruit bestaat een atoom? (3)

A
  1. Een positief geladen kern
  2. De kern bestaat uit positief geladen protonen en neutrale neutronen (deeltjes zonder lading)
  3. Schillen met elektronen (negatief geladen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke schil ligt het dichts bij de kern?

A

De K-schil (zijn het sterkst gevonden aan de kern)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is ionisatie?

A

Als een elekrton uit de schil geschoten wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt het genoemd een elektron uit de schil geschoten wordt?

A

Ionisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is excitatie

A

Als een elektron (tijdelijk) verhuist naar een hoger gelegen elektronenschil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt het genoemd als een elektron verplaatst naar een hoger gelegen schil?

A

Excitatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Door welke 2 dingen kan de kern instabiel worden?

A

OF verhouding in nucleonen (protonen en neutronen) ‘onjuist’
OF overschot aan energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar staat het massagetal (A) aan gelijk?

A

Het aantal nucleonen (protonen en neutronen) in de kern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijnde verschillende vormen van ioniserende elektromagnetische straling? (2)

A
  1. Gammastraling (y)
  2. Röntgenstraling
    (3. UV-C)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer neemt de energie van EM-straling (fotonenstraling) toe?

A

Indien de golflengte van de golfbeweging afneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welk wisselwerkingseffect is dominant bij een relatief lage fotonenergie en een hoog Z-getal van het absoberend materiaal?

A

Foto-elektrisch effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er met de dosis indien de afstand tot de bron vergroot wordt met een factor 4?

A

De dosis wordt 16 keer zo klein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welke situatie neemt de absorptie van rontgenstraling af (indien alle andere parameters gelijk blijven)?

A

Als de energie van de röntgenbundel toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn 5 kenmerken EM-straling/fotonen?

A
  • Massaloze energiepakketjes (geen rustmassa)
  • Eigenschappen van een golfbeweging (golflengte, frequentie, snelheid)
  • Lichtsnelheid
  • Energie (eV of J) heeft relatie met golflengte/frequentie
  • Ioniserend vermogen (12,4 eV)
    – Zichtbaar licht (ongeveer 2 eV)
    – Röntgenstraling (ongeveer tot 150 keV)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is elektromagnetische straling?

A

Een vorm van energie. Straling ontstaat door fysische processen met elektrisch geladen deeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke twee soorten straling zijn röntgenstraling?

A
  1. Karakteristieke straling
  2. remstraling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar vindt het fysische proces plaats als we het röntgenstraling noemen?

A

In de elektronenschil

18
Q

Hoe noemen we de staling als de elektromagnetische staling in de atoomkern optreedt?

A

Gammastaling (heeft een hogere energie dan röntgenstraling en daardoor moeilijker af te schermen)

19
Q

Hebben we bij röntgentoestellen wel of niet te maken met radioactieve stoffen?

A

Niet

20
Q

Elektromagnetische straling treedt op in golven, waaraan wordt dit verschijnsel gekenmerkt? (2)

A
  1. In het aantal trillingen per seconde (frequentie)
  2. en de afstand waarbij het op de eerdere waarde terugkomt (golflengte)
21
Q

Wat voor golflengte en frequentie heeft röntgenstraling?

A

Een kleine/korte golflengte en een hoge frequentie = meer energie

22
Q

Staling gedraagt zich niet altijd in golven. Welk effect ontstaat er als er botsingen ontstaan tussen licht en materie?

A

Foto-elektrisch effect

23
Q

Elektromagnetische straling heeft geen medium nodig waarin hij zich beweegt. Hij plant zich voort in vacuüm. Hoe wordt de snelheid waarmee hij zich voortplant genoemd?

A

Lichtsnelheid

24
Q

Waarin wordt de energie van een foton uitgedrukt? (2)

A
  1. J = Joule
  2. eV = elektronvolt (stralingsbescherming)
25
Q

Hoe wordt straling ook wel genoemd?

A

Fotonen

26
Q

Als je 70kv röntgenbuis hebt, hebben dan ook alle fotonen 70 kV aan energie?

A

Nee, 70kV is de maximale fotonen energie die in een bundel zit. Een groot deel van de fotonen hebben een lagere energie.

27
Q

Welke schil is het sterkst gebonden met de kern?

A

K-schil → plaats voor 2 elektronen

28
Q

Wanneer is de binding van elektronen aan het atoom het zwakst?

A

Hoe verder de schil bij de atoomkern vandaan is

29
Q

Wat is het Massagetal (A)?

A

de som van het aantal protonen en neutronen

30
Q

Wat is het Atoomnummer (Z)?

A

het aantal protonen, bepaald het soort element

31
Q

Juist of onjuist: Röntgen is zowel ioniserend als elektromagnetisch

A

Juist

32
Q

Wat is Ioniserende straling precies?

A

Straling met genoeg energie om een elektron uit de schil te schieten, waardoor effecten kunnen ontstaan
➔ Vanaf 12,4 eV (röntgen tot 150 keV)

33
Q

Wat is EM-straling precies?

A

Straling dat verloopt in golfbewegingen
- Heeft geen medium nodig, plant zich ook voort in vacuüm
- Frequentie
- Golflengte

34
Q

Heeft EM-straling een medium nodig?

A

Nee, het plant zich ook voort in vacuüm

35
Q

Röntgenstraling bestaat uit fotonen
Wat zijn de eigenschappen van fotonen? (3)

A
  • Massaloze energiepakketjes
  • Bewegen met de snelheid van het licht
  • Energie is evenredig met zijn frequentie → E = constante van Planck x frequentie foton
36
Q

Welke 2 wisselwerking van straling met materie (de patiënt) zijn er?

A
  • Foto-elektrisch effect (absorptie)
  • Compton-effect (verstrooiing)
37
Q

Wat gebeurt er precies bij het Foto-elektrisch effect (absorptie) ?

A

Foton geeft al zijn energie af aan een elektron, waar deze zijn schil verlaat

38
Q

Wat gebeurt er precies bij het Compton-effect (verstrooiing)?

A

Foton geeft een deel van zijn energie af aan een elektron en gaat verder onder een andere hoek ➔ Strooistraling = vervelend voor de behandelaar

39
Q

Hoe kan er worden beschermd tegen straling? (4)

A
  • Afstand → kwadratenwet
  • Afscherming: Afhankelijk van energie en materiaal (soort/dikte)
  • Instelparameters röntgentoestel (buisspanning)
  • Frequentie/aantal opnames
40
Q

Kwadratenwet
Wat gebeurt er met de dosis als de afstand vergroot wordt?

A

De dosis/intensiteit wordt verkleind in het kwadraat

41
Q

Stralingsbescherming
Door afscherming kan er beschermd worden, welke 3 dingen vallen hieronder en wat houdt het in?

A
  1. Absorptie van straling = tegenhouden
  2. Transmissie = welk deel van straling komt nog door een materiaal heen
    ▪ Afhankelijk van energie en materiaal (soort/dikte)
  3. Halveringsdikte geldt officieel niet bij een poly-energetische röntgenbundel
42
Q

Vanaf hoeveel eV spreken we van ioniserende straling?

A

Vanaf 12,4 eV (röntgen tot 150 keV)