basis organen en diagnostiek Flashcards

1
Q

inspectie

A

kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ausculatie

A

luisteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

percussie

A

kloppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

palpatie

A

voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

differentiaal diagnose

A

rijtje mogelijke aandoeningen, van breed naar smal en meest waarschijnlijk en meest bedreigend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

werkdiagnose

A

de diagnose die je in eerste instantie behandeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

echo

A

geluidsweerkaatsing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

rontgen

A

stralingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ct

A

straling die plakjes maakt van elk deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

mri

A

magneet en radiogolven maken beelden van organen en weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

angiografie

A

rontgenstralen en contrastvloeistof bloedvaten is beeld brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

doppler

A

met geluidsgolven luisteren naar bloedstroming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

endoscopie

A

camera op slangetje kijken in mond, anus enz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

eeg

A

hersenactiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ecg

A

hartfilmpje elektrische signalen hart weergeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

holter

A

hartslag word langere tijd geregistreerd door kastje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

emg

A

werking zenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

spirometrie

A

doorgankelijkheid luchtwegen blazen in longfunctie meter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

ergometrie

A

werking hart of longen tijdens inspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

preventief

A

vooraf voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

curatief

A

genezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

palliatief

A

het dragelijk maken van aandoening tot overlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

causaal

A

wanneer een factor zeker iets anders veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

symptomatisch

A

het onderdrukken van symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

genetica

A

genetisch overdragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

infecties

A

veroorzaakt door micro organismen zoals virussen bacterie en schimmels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

maligniteiten

A

kwaadaardige afwijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

auto inmuun

A

lichaam valt zich zelf aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

allergie

A

het lichaam komt in actie bij onschuldige lichaamsvreemde stoffen zoals pollen

30
Q

metabool

A

stofwisselingsziekten aangeboren ziekten

31
Q

hormonaal

A

afwijkingen in de hormoonhuishouding of stofwisseling zoals diabetes

32
Q

degeneratief

A

aandoeningen met onomkeerbare en snelle achteruitgang van lichaamsfunctie

33
Q

aangeboren

A

zichtbaar tijdens of vlak na de geboorte

34
Q

vasculair

A

aandoening in de vaten

35
Q

exogeen

A

aandoeningen veroorzaakt door factoren van buitenaf

36
Q

endogeen

A

aandoeningen veroorzaakt door factoren van binnenuit

37
Q

multifactorieel

A

afwijkingen in verschillende genen samen met omgevingsfactoren lijden tot ziekte

38
Q

pathofysiologie

A

De leer van wat er allenmaal niet goed gaat in het lichaam
Pathofysiologie = veranderingen in het lichaam

39
Q

epidemiologie

A

begrippen die helpen bij het beschrijven van aandoeningen

40
Q

anatomie

A

ontleedkunde de bouw

41
Q

fysiologie

A

functie

42
Q

etiologie

A

meest voorkomende oorzaken ziekte

43
Q

risicofactoren

A

factoren die kansen op bepaalde aandoeningen vergoten

44
Q

symptomen

A

verschijnselen

45
Q

observatie

A

welke kenmerken zie je

46
Q

onderzoek

A

het onderzoeken van waardes en factoren

47
Q

therapie

A

behandelen medische aandoening zowel fysiek als mentaal

48
Q

bijwerkingen

A

dingen die voorkomen naast de aandoening of als gevolg van medicatie

49
Q

prognose

A

voorspelling gebaseerd op de info die je al hebt

50
Q

potentiële complicaties

A

factoren die tijdens het proces voor kunnen komen en het kunnen belemmeren

51
Q

preventieve mogelijkheden

A

dingen die vooraf gedaan kunnen worden om te voorkomen

52
Q

follow up

A

vervolgbehandeling

53
Q

rubor

A

roodheid (de doorbloeding wordt verhoogd)

54
Q

calor

A

vurig (de doorbloeding wordt verhoogd hierdoor warm)

55
Q

dolor

A

pijn (pijnreceptoren worden geprikkeld)

56
Q

tumor

A

zwelling (er wordt druk uitgeoefend op het ontstoken weefsel)

57
Q

functie laesa

A

functieverlies (na beschadiging van weefsel word dit verplaats door bindweefsel)

58
Q

milieu intérieur

A

het interstietiele vocht

59
Q

intercellulair vocht

A

25l

60
Q

extracellulair

A

17 l

61
Q

homeostase

A

het inwendige milieu stabiel houden

62
Q

verversen milieu interieur

A

vanuit het bloedplasma

63
Q

circulatoris

A

circulatie stelsel

64
Q

respiratorius

A

ademhalingsstelsel

65
Q

digestivius

A

spijsverteringsstelsel

66
Q

urogenitalis

A

urinewegstelsel

67
Q

genitalis

A

voortplanting stelsel

68
Q

endocrimologicus

A

hypofyse hormoonstelsel

69
Q

neurologicus

A

zenuwstelsel

70
Q

locomotricus

A

Bewegingstelsel

71
Q

vijf vegetatieve functies

A

Ademhaling – zenuwstelsel en ademhalingsstelsel
Spijsvertering – zenuwstelsel en spijsverteringsstelsel
Verwijden vaten – zenuwstelsel en circulatiestelsel
Vernauwen vaten – zenuwstelsel en circulatiestelsel
Beinvloeden hartslag – zenuwstelsel en circulatiestelsel