ademhaling Flashcards

1
Q

functie longen

A

Glucose + zuurstof (o2)  energie + water + koolstofdioxide (CO2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bovenste luchtwegen

A

stan direct in contact buiten wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

onderste luchtwegen

A

alles intern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

alveoli

A

longblaasje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

diffusie

A

is een beweging van deeltjes van hoge concentratie naar lage concentratie, passief transport.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gaswisseling in alveoli

A
  • Concentratie O2 hoog
  • Concentratie CO2 laag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gaswisseling in weefsels

A
  • Concentratie O2 laag
  • Concentratie CO2 hoog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

lucht is een mengels van welke gassen ?

A
  • Stikstof 78,6%
  • Zuurstof 20,9%
  • Waterdamp 0,46%
  • Koolstofdioxide 0,04%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat gebeurt er in de alveoli

A

Hemoglobine + zuurstof  oxyhemoglobine + waterstof
Bicarbonaat + waterstof  koolzuur  koolstofdioxide en water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

dode ruimte

A

Het deel van het luchtvolume dat niet beschikbaar is voor gasuitwisseling met het bloed bevindt zich in de luchtpijpen en wordt ook wel ‘dode lucht’ genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe werkt inademen?

A

thorax zet uit, interne spieren trekken samen, diafragma spant aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe werkt uitademen?

A

thorax krimpt, interne spieren ontspannen, diafragma ontspant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat gebeurt er als je zuurgraad stijgt

A

dan daalt PH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

twee manieren zuurgraad binnen grenzen houden

A
  • 1 snel via de longen (respiratoire compensatie)
  • 2 langzaam via de nieren (metabole compensatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

stijging co2 lijdt tot?

A

daling PH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat prikkelt het ademhalingscentrum

A

verandering van de zuurgraad

17
Q

hoe worden longen van bloed voorzien?

A

Weefsel van de bronchiën hebben eigen bloed voorziening via a.bronchiales en v.bronchiales.

18
Q

spirometrie

A

vorm van longfunctieonderzoek, Blazen in apparaat

19
Q

longvolumina

A

vorm van longfunctie onderzoek

20
Q

tidal volume

A

teug volume

21
Q

vitale capaciteit

A

4500 ml bij mannen, 3500 ml bij vrouwen

22
Q

residuaal volume

A

1500 ml bij mannen, ruim 1000 ml bij vrouwen

23
Q

normaal waarde ademfrequentie volwassenen

A

tussen de 6 en 10 per minuut

24
Q

variatie ademfrequentie kinderen en leeftijd

A

Kinderen ademen over het algemeen weer sneller dan volwassenen. Kinderen tot 12 maanden: 30 tot 60 ademhalingen per minuut. Kinderen tot 2 jaar: 24 tot 40 ademhalingen per minuut.

25
Q

bovenste luchtweg infectie

A

verkoudheid, Infectie in epitheel door virus  ontstekingsreactie/ inflammatie  zwelling en slijm  beperkte doorgankelijkheid neus, hoesten en loopneus

26
Q

pneumonie

A

longontsteking

27
Q

oorzaken longontsteking

A
  • Kou of roken (verlammen trilharen)
  • Postoperatief (angst voor pijn bij hoesten)
  • Immobilisatie (slijmophoping onder de longen)
  • Cyctic fibrosis (taaislijm ziekte)
  • Hartfalen (longoedeem)
  • Astma, COPD, longkanker (slijm ophoping door nauwe luchtwegen)
  • Immuun suppressie (verzwakte afweer)
  • Aspiratie (vloeistof of voorwerp ingeademd)
  • Longembolie (minder doorbloeding dus minder weerstand)
28
Q

copd

A

chronische bronchitis

29
Q

wat is copd

A

Vernauwing luchtwegen  verlies oppervlakte gasuitwisseling  verandering thorax vorm  afname spiermassa  toename RV en verlies VC  afstemming ventilatie en doorbloeding niet perfect  minder O2 in bloed meer CO2, PH gaat naar beneden  afname algemene conditie

30
Q

niet medicamenteus beleid copd

A
  • Bewegen
  • Voedingsadvies
  • Ademhalingsoefeningen
  • Psychosociale begeleiding
  • Fysiotherapie slijm ophoesten
31
Q

medicamenteus beleid copd

A
  • Bronchusverwijders
  • Prednisolon en/ of antibiotica
  • Zuurstof
32
Q

wat is astma

A
  • Aanvalsgewijs bronchospasmen en slijmvlieszwellingen
  • Verhoogde gevoeligheid van luchtwegen voor allergische prikkels en niet allergische prikkels
  • Vaak sprake van atopie = aanleg om allergisch te reageren
  • Status astmaticus = aanval die niet reageert op therapie  112 bellen
33
Q

symptomen astma

A
  • Dyspnoe
  • Droge prikkel hoest
  • Taai slijm
  • Piepende verlengde
    uitademing
34
Q

bronchusverwijders

A
  • Inhalatie-medicatie, ‘pufjes’ of de “droogpoeder”
  • ß2-sympaticomimetica / ß2-agonisten
  • antimuscarine bronchodilatatoren / parasympaticolytica
  • Kort- of langwerkend
35
Q

ß2-sympaticomimetica/ ß2-agonisten

A
  • Bootsen adrenaline na
  • bijv. kortwerkend salbutamol (Ventolin®), bijvoorbeeld langwerkend salmeterol
  • Bijwerkingen: o.a. tachycardie, tremor (a.g.v. adrenaline-effect)
36
Q

Farmacotherapie antimuscarine bronchodilatatoren / parasympaticolytica

A
  • Bijv. kortwerkend ipratropium (Atrovent®) en langwerkend tiotropium (Spiriva®)
  • Bijwerkingen te verklaren vanuit werking (bijv. droge mond)
37
Q

ontsteking remmers

A
  • Verwant aan natuurlijke stresshormonen uit de bijnierschors (cortex = schors; steroïd = afgeleid van cholesterol)
  • Kan oraal en als poeder of pufje worden toegediend
  • Kan in combi-preparaat met ß2-sympaticomimetica
  • Werking: Ontstekingsremmend, onderdrukt immuunsysteem door afremmen v/d cytokineproductie (signaalstoffen)
  • Bijwerkingen (kans op): diabetes mellitus (t.g.v. stijging glucosespiegel), afname eiwitmetabolisme en Infecties (t.g.v. onderdrukking immuunsysteem), osteoporose, orale candida infectie (dus na inhalatie mond spoelen!)