Así Es 2 Oraciónes 2 Flashcards

1
Q

Vroeger leidde hij een eenzaam leven

A

Antes llevaba una vida solitaria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Nu werkt hij in groepsverband

A

Ahora trabaja en equipo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vroeger had hij altijd haast

A

Antes siempre tenía prisa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Nu is hij met pensioen

A

Ahora está jubilado

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hij is vrijgezel en ongebonden

A

Es soltero y sin compromiso

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hij geniet van het leven

A

Disfruta de la vida

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat deden jullie vroeger gewoonlijk gedurende de zomervakanties

A

Qué solíais hacer antes durante las vacaciones de verano

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Antwoord dat jullie vroeg opstonden dan ontbeten en daarna weggingen

A

Nos levantábamos pronto después desayunábamos y nos íbamos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe laat gingen jullie weg

A

A qué hora salíais

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Antwoord dat jullie gewoonlijk al om negen uur weggingen

A

Solíamos salir ya a las nueve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

En waar gingen jullie heen

A

Y adónde ibais

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Antwoord dat jullie gewoonlijk naar het strand maar een zwembad of een park gingen

A

Solíamos ir a la playa a la piscina o a un parque

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

En waren jullie daar de hele dag

A

Y estabais allí todo el dia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Antwoord dat jullie daar de hele dag met andere kinderen speelden

A

Allî jugábamos con otros niños durante todo el día

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

En wat deden jullie ‘s avonds

A

Y qué hacíais durante las noches

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Antwoord dat jullie gewoonlijk vroeg naar bed moesten maar dat jullie soms met je ouders een wandeling maakten of op bezoek gingen

A

Normalmente teníamos que acostarnos pronto pero a veces dábamos un paseo con nuestros padres o íbamos de visita

17
Q

En waren jullie tevreden

A

Y estabais contentos

18
Q

Antwoord dat jullie zeer tevreden waren

A

Estábamos muy contentos

19
Q

Vroeger werkten we hard maar nu hebben we meer vrije tijd

A

Antes trabajábamos mucho pero ahora tenemos más tiempo libre

20
Q

Mijn moeder is met pensioen zodat ze veel kan reizen

A

Mi mamá está jubilada así que puede viajar mucho

21
Q

Omdat onze vrienden ver weg woonden bleven we daar slapen

A

Como nuestros amigos vivían lejos quedamos a dormir allí

22
Q

Wanneer we niet konden werken kwamen we op het plein bij elkaar

A

Cuando no podíamos trabajar, nos juntábamos en la plaza