Así Es 2 Oraciónes 1 Flashcards
Hoe was het dorp toen u nog een kind was
Cómo era el pueblo cuando usted era niña
Er was minder lawaai/verkee
Había menos ruido / tráfico
Vroeger gingen de mensen minder uit
Antes la gente salía menos
Vroeger hadden we geen electrische huishoudelijke apparaten geen computers en geen Internet
Antes no teníamos ni electrodomésticos ni ordenadores ni Internet
We hadden ook geen centrale verwarming
Tampoco teníamos calefacción central
Vraag hoe het was in het dorp waar B woonde
Cómo se vivía en tu pueblo?
Antwoord dat het heel rustig was en dat er weinig auto’s waren en veel minder mensen
Era muy tranquilito habia pocos coches y mucha menos gente
Vraag wat zij ‘s avonds deden
Qué hacíais por la tarde/noche?
Antwoord dat er nog niet zoveel tv’s als nu waren en dat ze ‘s avonds vaak naar de radio luisterden
No había tantos televisores como ahora y escuchábamos a menudo a la radio
Vraag waar zij hun inkopen deden
Donde hacías las compras?
Antwoord dat er geen supermarkten waren en alleen maar kleine winkels waar je van alles kon kopen
No había ningún supermercado solo tiendas pequeñas donde se podía comprar de todo
Vraag of de mensen veel telefoneerden
Llamaba mucho por teléfono la gente?
Antwoord dat niet iedereen telefoon had en al helemaal geen mobiele telefoon. Zij schreven elkaar veel vaker brieven
No todo el mundo tenía teléfono ni siquiera móvil y el móvil no existía. Se escribían cartas más a menudo
Vraag hoe mensen toen reisden
Cómo viajaba la gente?
Antwoord dat de mensen toen veel vaker met de bus en met de trein gingen dan nu
Antes la gente viajaba mucho más en autobús y tren que ahora