Anti-protozoaire middelen Flashcards
1
Q
Giardia
A
- Metronidazole (Fe, Ca)
- Albendazole, Fenbendazole
2
Q
Toxoplasma gondii
A
- Sulfonamiden-trim
- Clindamycine
- Spiramycine
3
Q
Cryptosporidium
A
- Paromomycine
- Azithromycine
- Halofuginone
4
Q
Babesiose
A
- Imidocarb (Ca, EQ, Bo, NIET Fe)
- Doxycycline (Ca, Fe, EQ, Bo)
5
Q
Neospora canis
A
- Sulfadiazine-trimethoprim
- Clindamycine
- Ponazuril
6
Q
Nitro-imidazoles
A
- Metronidazole
- Dimetronidazole
- Ronidazole
- Carnidazole
! Carcinogeen: niet bij voedselproducerende dieren
7
Q
Gebruik nitro-imidazoles
A
Trichomonas gallinae
Histomonas meleagridis
Giardia, Entamoeba histolytica, etc.
8
Q
Anti-coccidiose middelen
A
- Sulfonamiden
- Amprolium
- Triazine derivaten
- Decoquinaat
- Nicarbazine
- Robenidine
- Halofuginone
- Ionofore coccidiostatica
9
Q
Sulfonamiden
A
- Sulfaquinoxaline
- Sulfamethazine
- Sulfadimethoxine
10
Q
Werkingsmechanisme sulfonamiden
A
Inhibitie foliumzuursynthese
Combinatie met pyrimidines: trimethoprim/ormethoprim
11
Q
Gebruik sulfonamiden
A
Preventief en curatief
Intestinale coccidia
12
Q
Amprolium
A
Vit. B1 antagonist
Preventief + curatief gebruik
+ sulfonamiden/trimethoprim
13
Q
Triazine derivaten
A
W: inhibitie dihydroorotaat synthetase: geen vorming van pyrimidines
- Diclazuril
- Toltrazuril
- Ponazuril
14
Q
Diclazuril
A
Preventief bij mestkip, kalkoen, big, lam/kalf
15
Q
Toltrazuril
A
Preventief + curatief bij pluimvee, big, lam/kalf en hond
