Anatomie Latijnse/moeilijke woorden h: 13-14-15 Flashcards
1
Q
efflorescenties
A
huidveranderingen
2
Q
blaar
A
bulla
3
Q
blaasje
A
vesicula
4
Q
litteken
A
cicatrix
5
Q
korst
A
crusta
6
Q
holte
A
cyste
7
Q
roodheid
A
erytheem
8
Q
ontvelling/schaafwond
A
exoriatie
9
Q
vlek
A
macula
10
Q
verhevenheid
A
Papula
11
Q
puist
A
pustula
12
Q
kloof
A
rhagada
13
Q
schub
A
squama
14
Q
knobbel/bult
A
nodus/tuber
15
Q
zwelling
A
tumor
16
Q
zweer
A
ulcus
17
Q
roodheid
A
rubor
18
Q
warmte
A
calor
19
Q
zwelling
A
tumor
20
Q
pijn
A
dolor
21
Q
niet goed functioneren
A
functio laesa
22
Q
vette huid
A
seborrhoe
23
Q
glimmende huid
A
seborrhoe aleosa
24
Q
huid ziet er droog uit, hoewel vet + schilferingen
A
seborrhoe sicca
25
Q
verstopte talgklieren
A
comedonen
26
Q
open comedonen
A
black head
27
Q
gesloten comedonen
A
white heads
28
Q
puistjes en comedonen
A
acne
29
Q
jeugdpuistjes
A
acne vulgaris
30
Q
ernstige acne
A
acne conglobata
31
Q
ernstige littekenwoekering
A
acne keloïdalis