Amsterdam Flashcards
1
Q
Le canal
A
De gracht
2
Q
The canal house
A
Het grachtenpand
3
Q
The house boat
A
De woonboot
4
Q
To live
A
Wonen
5
Q
The palace
A
Het paleis
Ex: het paleis op de dam
6
Q
Le ferry
A
De Pont
7
Q
The canal cruise
A
De rondvaart
8
Q
Le musé
A
Het museum
9
Q
The concert
A
Het concert
10
Q
The building
A
Het gebouw
11
Q
The concertgebouw
A
Het concertgebouw
Famous monument
12
Q
La place
A
Het plein
13
Q
La piste cyclable
A
Het fietspad
14
Q
Le pont
A
De brug
15
Q
L’île
A
Het eiland