Algemeen Flashcards

1
Q

Categorieën ziekenhuisinfecties

A
  1. Infectie bij ziekenhuisopname: infectie is thuis opgelopen en kan zorgen voor ziekenhuisopname
  2. In ziekenhuis opgelopen infectie
  3. Complexe infecties met intensieve behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer leidt een infectie die thuis is opgelopen tot een ziekenhuisopname?

A

Uitblijven effect 1e lijnsbehandeling –> persisterende infecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Redenen waarom de behandeling van een infectie niet lukt in eerste lijn (3)

A
  • Resistentie
  • Geen dekking voor de ziekteverwekker
  • Therapietrouw.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk middel geeft veel resistentie en wordt daarom niet gebruikt bij een UWI?

A

Trimethoprim (1 op de 5 geen effect van de behandeling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Onderdelen definitie ziekenhuisinfectie (2)

A
  • Infecties die ontstaan tijdens of in aansluiting op een opname in een zorginstelling (ziekenhuis, verpleeghuis, behandelcentrum) en dus niet aanwezig waren bij opname of tijdens de incubatietijd
  • Er is een relatie tussen de infectie en medisch handelen of verleende zorg.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Meest voorkomende ziekenhuisinfecties (5)

A
  • Post-operatieve Wondinfecties (POWI)
  • Beademingspneumonie (VAP)
  • Lijnsepsis
  • Urineweginfectie door catheter
  • Complexe infecties met intensieve behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Oorzaken Post-operatieve Wondinfecties (POWI) (5)

A
  • De toestand van het operatiegebied
  • De operatie-indicatie
  • Slechte luchtbehandeling op de OK
  • Aanwezigen in de operatiekamer
  • Het niet volgen van het protocol antibioticaprofylaxe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom geeft lichaamsvreemd materiaal in je lichaam altijd een risico op infecties? (2)

A

Er is vaak slechte doorbloeding en infecties willen daar graag zitten
(vaak biofilm waardoor het lastig te behandelen is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Indicatie profylaxe POWI obv risico POWI (4)

A

– Schoon: risico POWI < 5% –> geen profylaxe
– Schoon-besmet: risico POWI 5-10% –> profylaxe
– Besmet: risico POWI 10-15% –> profylaxe
– Vuil: risico POWI > 20% –> behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Profylaxe POWI + dosering

A

Cefazoline 15-60 min voor start bloedleegte/incisie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Voordelen cefazoline (4)

A
  • Wordt niet toegepast in therapie dus dat is het voordeel, want daardoor minder resistentie
  • Dekking: St. aureus (huidbacterie gaat naar binnen bij de incisie)
  • Ingreep beneden diafragma: dekking Enterobacteriaceae
  • (meestal) Enkele gift door voldoende lange halfwaardetijd (1,5-2,5 uur)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer herhaalde gift cefazoline voor POWI profylaxe? (2)

A
  • Operatie duurt langer dan 4 uur
  • Als er veel bloedverlies is geweest (want iv gegeven dus dan raak je ook de cefazoline kwijt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke POWI profylaxe geef je bij geperforeerde darm en waarom?

A

Cefazoline + metronidazol
Metronidazol werkt tegen de anaerobe bacteriën die vrijkomen bij de perforatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is lijnsepsis?

A

Een infectie van een intravasculaire katheter die ontstaat via de ingang van een centrale of PICC lijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat doe je bij lijnsepsis?

A

Lijn eruit halen (eruit houden als het kan en anders vervangen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe ontstaat lijnsepsis?

A

Lijnsepsis ontstaat veelal doordat huidflora migratie in het lichaam ondergaan via de aangelegde lichaamsingangen.

17
Q

Hoe/waar kunnen bacterien aanhechten (bij lijnsepsis)? (4)

A
  • Coating kathetermateriaal
  • Irregularities katheter
  • Slijmvorming CNS en Candida
  • Contaminatie infusies
18
Q

Welke bacterien veroorzaken complexe infecties en waarom? (4)

A

(Resistente) Bacteriën die ongevoelig zijn voor antibiotica
- MRSA
- ESBL (kunnen de betalactamring breken, waardoor het antiobioticum niet meer werkt)
- MDR
- NDM-1

19
Q

Gevolgen complexe infecties (5)

A
  • Langere liggings- of behandelingsduur
  • Behandeling met meer dure (en soms toxische middelen)
  • Vaak interventie (beademing, IC bed, hartbewaking, chirurgie)
  • Complexe(re) diagnostiek
  • Isolatieregime
20
Q

Wat gebeurd er als je een abces hebt?

A

Een abces is een ingenestelde infectie die je niet met antibiotica kunt bereiken dus via chirurgie wordt er een drain aangelegd om het pus eruit te halen

21
Q

Verschillen 1e en 2e lijns zorg (5)

A
  • Patient is zieker
  • Deregulatie barrière/immuunsysteem
  • Mechanische schade/ongemak als risicofactor
  • Verschillende verwekkers van de infectie (die vaak lastiger te bestrijden zijn)
  • Diagnostiek (denk aan beeldvorming)
22
Q

Waarom is de patient in 2e lijn zieker dan in 1e lijn? (3)

A
  • Geen effect 1e lijnsbehandeling, infectie persisteert
  • Complicaties treden op door continuerend ziekteproces en verergering
  • Deregulatie comorbiditeit
23
Q

Waar is diabetes een risicofactor voor infecties?

A

Door hogere glucose doet je immuunsysteem het niet meer goed, vaak ook zenuwschade en slechte doorbloeding waardoor de behandeling ook lastig is

24
Q

UWI verwekkers 1e lijn (2) en 2e lijn (4)

A

1e lijn: E. Coli & Klebsiella
2e lijn: (ESBL) E. coli, Klebsiella, Enterokokken & Proteus

25
Q

LWI verwekkers 1e lijn (3) en 2e lijn (3)

A

1e lijn: S. pneumoniae, M.
pneumoniae & H.influenzae
2e lijn: Idem + Legionella, S. aureus & Pseudomonas

26
Q

Verwekkers endocarditis (3) (altijd 2e lijn)

A
  • S. aureus
  • Enterokokken
  • Groep B strepotokokken
27
Q

Welke klinische chemie bij ziekenhuisinfecties? (4)

A
  • Infectieparameters leucocyten, neutrofielen
  • CRP
  • CD4 (T-cel), CD20 (B-cel)
  • Lever- & nierfunctie
28
Q

De beeldvormingtechnieken in de 2e lijn (4)

A
  • CT (3D weergave)
  • X-thorax (straling tegengehouden door botweefsel)
  • MRI (magnetisch veld)
  • PET (nucleair geneeskunde)
29
Q

Wat is een kanttekening bij CRP?

A

CRP stijgt pas later dan de leukocyten. Dus als iemand snel binnenkomt na infectie kan het zijn dat de CRP nog laag is. (CRP > 100 = bacteriële oorzaak)

30
Q

Belangrijke ziekenhuisinfecties (4)

A
  • Lagere luchtweginfecties
  • Endocarditis
  • Gecompliceerde UWI
  • Sepsis