Ak lees teksten h1 Flashcards

1
Q

Leestekst 1.1

A

Wanneer je in Zwitserland een berg beklimt, kom je meestal in de eeuwige sneeuw terecht. Ook in Nederland hebben we bergen als je de kaart mag geloven. Maar hier vind je natuurlijk geen eeuwige sneeuw op de top. In deze paragraaf leer je over het ontstaan van gebergten.

Het ontstaan van de Himalaya
In leerjaar 1 heb je geleerd dat platentektoniek, het bewegen van de aardkorstplaten, verantwoordelijk is voor het ontstaan van gebergten. Wanneer je op de kaart van Azië kijkt, zie je dat India vastzit aan de rest van Azië. Dat is niet altijd zo geweest! Bij het opbreken van het supercontinent Pangea zijn grotere en ook kleinere aardplaten ontstaan. De kleine Indische plaat is afgebroken vanaf het zuiden van Afrika en daarna met een behoorlijke snelheid (16 tot 20 cm per jaar) richting het noorden gegaan. De oceaan die zich tussen India en de rest van Azië bevond, is daarbij steeds kleiner geworden (bron 5). Bij de botsing van de Indische en Euraziatische plaat is eerst een stuk oceaanbodem van de Indische plaat onder de Euraziatische plaat gedoken. Daarbij ontstond vulkanisme. Toen daarna India tegen de rest van Azië is gebotst, begon de Himalaya pas echt hoog te worden.

Bron 5: Het ontstaan van de Himalaya

Je gaat nu een video bekijken over het ontstaan van het Himalaya-gebergte. Ga naar: Google.
Geef als zoekopdracht: Continental/Continental: The Himalayas

Ga naar de website van The Geological Society en bekijk de video.

Oceaanbodem of berg?
In de Himalaya tref je verschillende soorten gesteenten aan. Zo vind je er gesteenten met daarin fossielen van dieren die op de bodem van de zee leven (bron 6). Maar hoe komen deze gesteenten met fossielen hoog in het gebergte terecht? Je hebt gelezen dat lang geleden tussen India en de rest van Azië een oceaan lag. Rivieren die op deze oceaan uitkwamen, namen materiaal als zand en klei mee. Dit materiaal kwam op de bodem van de oceaan terecht. De lagen zand en klei zijn bij het sluiten van de oceaan tussen India en de rest van Azië in de verdrukking gekomen en samengeperst tot een gesteente. Het gesteente werd door de enorme druk geplooid en tot ver boven zeeniveau omhoog geduwd. Daarbij is de oceaanbodem onderdeel geworden van de Himalaya.

Bron 6: Een stuk graniet en twee stenen met een fossiel

Steen uit vulkanen
In gebergten komen niet alleen gesteenten voor die ontstaan zijn uit oceaanbodem. Door de enorme krachten zijn er in de Himalaya ook plaatsen waar vloeibaar materiaal uit de aardmantel het gesteente omhoog heeft geduwd. Dit vloeibare materiaal, magma, stolt onder de grond en wordt bikkelhard. Het stollingsgesteente dat hierbij ontstaat, is onregelmatig gevlekt. We noemen het graniet (bron 6). Door het wegslijten van gesteente erboven komt het graniet aan de oppervlakte te liggen.

Jonge en oude gebergten
Door allerlei processen worden de gebergten zoals de Himalaya beetje bij beetje ook weer afgebroken. Dit gaat heel erg langzaam. Pas na honderdduizenden of miljoenen jaren zie je echt de gevolgen van afbraak. Uiteindelijk slijt een gebergte af tot een vlakte.
De Andes en de Himalaya zijn voorbeelden van een hooggebergte. De enorme bergen met hun hoge scherpe toppen en de diepe dalen (bron 8) geven aan dat de slijtage nog volop aan de gang is. Maar bij de Schotse Hooglanden is dat anders. Ooit vormden de Schotse Hooglanden ook een hooggebergte, maar het grootste deel van dit gebergte is weggesleten. Dat zie je aan de geringe hoogte van de Schotse Hooglanden. Maar nog veel duidelijker zie je het aan de afgesleten toppen (bron 7). Omdat daar heel veel tijd voor nodig is geweest, gaan we ervan uit dat de Schotse Hooglanden als gebergte veel ouder is dan de Himalaya. Daarom noemen we de Himalaya een jong gebergte, dat ‘pas’ tientallen miljoenen jaren bestaat. De Schotse Hooglanden noemen we een oud gebergte, dat al meer dan vierhonderd miljoen jaar oud is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leestekts 1.2

A

Ben je weleens op vakantie geweest in het zuiden van Zuid-Limburg? Je zult dan vast wel de grotten hebben bezocht. In één van die grotten kun je zelfs fietsen! In deze paragraaf leer je op welke manieren het gesteente wordt afgebroken en hoe grotten daarbij ontstaan.

Mechanische verwering
Je weet inmiddels dat hooggebergten zoals de Andes en de Himalaya veel reliëf kennen. Hoge toppen, diepe dalen en steile hellingen wisselen elkaar af. Maar hoe ontstaan deze hoogteverschillen?
Bergtoppen bestaan uit hard gesteente. Je zult het niet geloven, maar zo’n enorme bergtop wordt langzaam afgebroken. Het uit elkaar vallen van gesteente noemen we verwering. In bron 9 zie je het uit elkaar gevallen gesteente onder aan de helling liggen. Deze vorm van verwering noem je mechanische verwering. Dat kan op drie manieren gebeuren:

In het gesteente zitten een aantal scheuren en spleten. Na een regenbui komt hier water in. Wanneer ‘s nachts de temperatuur onder het vriespunt komt, zal dit water bevriezen. En water dat bevriest, zet een heel klein beetje uit. Hierdoor worden scheuren en spleten steeds een beetje groter. Als dit vaak genoeg gebeurt, zal op den duur een stuk steen afbreken (bron 10).

Het gesteente kan verbrokkelen, doordat een steen overdag door de warmte van de zon heel warm wordt en ’s nachts afkoelt tot onder het vriespunt. Hierdoor zal de steen uitzetten en inkrimpen. Uiteindelijk zal de steen hierdoor in stukken breken.

Soms groeien er plantenwortels tussen de spleten.

Zodra de wortel in de spleet dikker wordt, kan deze de steen laten breken (bron 10).

Als je bedenkt dat bovenstaande processen elke dag, het hele jaar door en jaar in jaar uit plaatsvinden, kun je je voorstellen dat zo’n bergtop langzaam afbrokkelt.

Bron 9: Een bergtop brokkelt af.

Bron 10: Twee vormen van mechanische verwering

Chemische verwering
Bij oude kerken, beelden en graven zie je ook de sporen van verwering (bron 11). Het gesteente zit bijvoorbeeld vol putjes of is verkleurd. Hiervoor is chemische verwering verantwoordelijk. Bij deze vorm van verwering verandert het gesteente van samenstelling door de werking van zuurstof en vocht op het gesteente. Een voorbeeld dat je waarschijnlijk goed kent, is ijzer dat verandert in roest. De snelheid waarmee chemische verwering optreedt, is afhankelijk van het klimaat. In een warm en vochtig klimaat verlopen chemische processen snel en verweert het gesteente sneller dan in een droog of koud klimaat. Ook in Nederland kunnen we de gevolgen van chemische verwering zien. Grotten ontstaan doordat het gesteente oplost. In bron 12 zie je hoe dit in zijn werk gaat. Via spleten in het gesteente sijpelt regenwater naar beneden. Door de plantenwortels is het water een beetje zuur geworden. Het zure water lost het gesteente op waardoor gangenstelsels ontstaan. Deze gangenstelsels groeien langzaam uit tot prachtige grotten. We vinden deze grotten alleen in Zuid-Limburg. Dat komt omdat hier dicht onder het aardoppervlak kalksteen ligt. Dit kalksteen, ontstaan door het samenpersen van kalkhoudende resten van zeedieren, lost sneller op in zuur water dan de meeste andere gesteenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leestekts 1.3

A

Wanneer je in de tuin graaft, kom je klei of zand tegen. Maar wist je ook dat deze klei- en zandkorrels misschien wel uit Zwitserland of Frankrijk afkomstig zijn? In deze paragraaf leer je welke processen verantwoordelijk zijn voor het transport.

Massabewegingen
Je hebt misschien wel eens een bergwandeling gemaakt waarbij je een steile helling moest beklimmen over een pad vol met rotsen en kleine stenen. Soms schiet zo’n steen dan onder je schoen vandaan en rolt het de helling af. Als los gesteente, dat door verwering is afgebrokkeld, langs een helling naar beneden rolt, schuift of valt, noemen we dat massabewegingen. Op welke manier het materiaal de helling af beweegt, hangt af van onder andere de omvang van het gesteente en hoe steil de helling is. Bij een steile helling zal het gesteente rollen of vallen. Bij een flauwe helling zal het gesteente juist langzaam naar beneden schuiven. In bron 13 zie je dat door massabewegingen los materiaal op de helling onder de auto terecht is gekomen.

Bron 13: Massabewegingen, erosie en gevolgen voor het landschap

Erosie
Het verweerde gesteente langs een berghelling is nog rechthoekig van vorm en scherp terwijl je in de rivier juist afgeronde stenen aantreft. Wat is er in de tussentijd gebeurd? Onder aan de helling komt het verweerde gesteente in rivieren terecht. In het snelstromende water van de bergrivier botsen de stenen tegen elkaar. Ze zullen hierdoor in stukken breken. Doordat de stenen langs elkaar schuren, raken ze langzaam afgerond. Hierdoor ontstaat grind. In de bovenloop van de rivier schuurt dit grind over de bodem van de rivier, waardoor de rivier langzaam steeds dieper wordt. Het afslijten van gesteente doordat water met stenen er langs beweegt, noemen we erosie. Als dit afslijten miljoenen jaren doorgaat, maakt een rivier een diep dal in de bergen. Deze rivierdalen hebben meestal de vorm van de letter V (bron 13).
In berggebieden kan erosie ook veroorzaakt worden door gletsjers. Gletsjers zijn pakketten ijs van soms wel honderden meters dik. Ze ontstaan hoog in de bergen waar het koud genoeg is en voldoende neerslag valt. Wanneer elk jaar een nieuwe laag sneeuw valt en deze sneeuw niet wegsmelt, zal zich sneeuw ophopen. Door de druk van de nieuwe sneeuwlagen wordt de sneeuw omgezet in ijs (denk maar eens wat er gebeurt wanneer je een sneeuwbal in je hand samenknijpt). Het gewicht van al dat ijs zorgt ervoor dat de gletsjer langzaam naar beneden ‘stroomt’ en over de ondergrond en langs de zijkanten schuurt. Zodra de gletsjer in een warmere periode weer gaat smelten en korter wordt, zie je een dal met een U-vorm verschijnen (bron 13).
Zelfs de wind kan erosie veroorzaken. Denk maar aan een storm in de woestijn! Het zand kan vreselijk schuren en zelfs harde stenen polijsten.

Zand en klei
Het lijkt misschien onvoorstelbaar, maar al dat harde gesteente verbrokkelt, verslijt en verandert van samenstelling. Verwering en erosie zorgen er samen voor dat al het gesteente uiteindelijk in hele kleine korreltjes uiteenvalt. De korreltjes die je nog met het blote oog kunt zien, heten zand en grind. De hele kleine korreltjes die alleen met een microscoop te zien zijn, heten klei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leestekts 1.4

A

In het hoogseizoen is in Zeeland nergens meer een vakantiehuisje te boeken. Nederlanders en ook Duitsers zijn gek op onze zandstranden. In deze paragraaf leer je hoe het strand en de duinen ontstaan en welke rol water en wind daarbij spelen.

De rivier de Po
Heb je wel eens gehoord van de rivier de Po? Die ligt in Noord-Italië en stroomt in de benedenloop door de Povlakte. Dat is een laaggelegen en vlak gebied, een laagvlakte. Als je in de Povlakte een gat in de grond zou graven, kom je metersdikke lagen zand, grind en klei tegen. Als je goed naar de kaart kijkt, kom je erachter waar al dat materiaal vandaan is gekomen. De bovenloop van de Po en alle zijrivieren liggen in de Alpen. Via de middenloop nemen de rivieren het verweringsmateriaal (zand, grind, klei) mee, waarna het in de benedenloop wordt neergelegd (bron 14). Dit gebeurt wanneer de rivier meer water moet vervoeren dan hij aankan. De rivier treedt buiten zijn oevers en de vlakten aan beide zijden van de rivier overstromen, tenminste als er geen dijken zijn. Omdat het water in de overstroomde vlakten nauwelijks stroomt, zakt alle grind, zand en klei naar de bodem. Dit proces heet sedimentatie. Op plaatsen waar rivieren in zee uitmonden, komt de rest van het zand en klei in zee terecht. Hierdoor komen er onder water nieuwe lagen, die langzaam dikker worden. Als dit proces maar lang genoeg doorgaat, ontstaat er nieuw land. Dit nieuwe land noemen we een delta (bron 14). Ook bij de monding van de Po is een delta ontstaan.

Bron 14: De rivier van de bron naar de monding

De zee
Een deel van al het zand en klei dat door de rivier wordt aangevoerd, wordt door stromend zeewater meegenomen. Op plaatsen voor de kust waar de stroming wordt afgeremd, vallen de zandkorrels naar beneden. Ze vormen daar zandbanken. Op deze zandbanken komen stranden voor. Op een strand heb je misschien wel eens met je voeten in de branding gezeten. De golven stromen af en aan. En telkens bewegen er zandkorrels en schelpen heen en weer. Toch blijft er bij elke golf net iets meer zand liggen dan er mee teruggenomen wordt. Hierdoor wordt het strand opgehoogd met een dun laagje zand.
Als je op je handdoek ligt op het droge strand, kan het gebeuren dat plotseling de wind opsteekt. Het zand vliegt dan om je oren. Rondom je tas hoopt zich dan zand op. Als je je tas zou laten liggen, zou die helemaal bedekt raken met zand en zou je nog alleen een heuveltje zand zien. Op dezelfde wijze ontstaan er op het strand duinen rond stukken hout of plantjes helmgras. Het begint klein maar na verloop van tijd kunnen ze meters hoog worden (bron 15).

Bron 15: Het ontstaan van duinen

Sedimentgesteente
Je weet nu hoe gesteente verbrokkelt en dat het uiteindelijk duizenden kilometers verderop weer wordt gesedimenteerd in de laagvlakte en op de zeebodem. Omdat dit al heel lang aan de gang is, bestaan de laagvlakten uit kilometers dikke lagen zand en klei. Bij een dikte van honderden meters of meer worden de zand- en kleikorrels zo stevig samengeperst, dat het losse zand en klei verandert in steen. Zand verandert zo in zandsteen en klei in schalie (bron 16). Schelpen en kalkhoudende resten van zeedieren veranderen in kalksteen. Het gesteente ontstaat uit samengeperst sediment en wordt daarom sedimentgesteente genoemd. Vaak bestaat dit soort gesteente uit lagen. Ook treffen we soms fossielen aan in sedimentgesteente.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leestekst 1.5

A

Tijdens een wandeling op de Veluwe voel je opeens je kuitspieren. Je bent zojuist heel langzaam omhoog gelopen en staat nu op een plek met een weids uitzicht. In deze paragraaf leer je over het ontstaan van het reliëf in Hoog-Nederland en de invloed van de mens op het landschap.

Een doucheputje dat wegzakt
De bovenste lagen van de Nederlandse ondergrond zijn gevormd door grote rivieren. Nederland heeft altijd in de benedenloop van de stroomgebieden van de Rijn en Maas gelegen. De afgelopen miljoenen jaren is door deze rivieren (en de voorlopers ervan) een dik pakket aan grind en zand in Nederland neergelegd. En dat is maar goed ook, omdat Nederland al miljoenen jaren lang heel langzaam wegzakt. Door deze continue sedimentatie bleef ons land ongeveer voor de helft boven de zeespiegel uitsteken. Het hoge deel strekt zich uit van Noord-Brabant tot aan Drenthe en noemen we Hoog-Nederland.

Stuwwallen en zwerfstenen
De laatste 200.000 jaar heeft Nederland te maken gehad met een aantal koude perioden (bron 29). Tijdens de op een na laatste koude periode schoof een ijskap vanuit Scandinavië richting Nederland. Verschillende ijstongen kwamen tot halverwege Nederland. Deze ijstongen waren soms wel meer dan 100 meter dik. Je kunt je voorstellen dat de grond aan de voorkant en zijkant van deze ijstongen door de enorme kracht van het ijs weg werd geduwd. Het ijs werkte net als een bulldozer. Toen het ijs daarna in een warme periode smolt, bleven in het midden en noorden van Nederland heuvels achter. Deze heuvels noemen we stuwwallen. De Utrechtse Heuvelrug is daar een mooi voorbeeld van.
De enorme hoeveelheden smeltwater die ontstonden toen het warmer werd, hebben grote gaten in de stuwwallen geslagen. Hierbij zijn smeltwaterdalen ontstaan (bron 30). Voor het geval je dit hele verhaal niet gelooft, is er echt bewijs dat het ijs uit Scandinavië in Nederland is geweest. Ten noorden van de grote rivieren komen veel grote keien voor, sommige hebben een doorsnede van meer dan een meter. Deze enorme keien zijn afkomstig uit Noorwegen en Zweden en zijn door het ijs hiernaartoe vervoerd. Toen het ijs was weggesmolten, bleven de keien in Noord-Nederland achter. Vandaar dat we deze keien zwerfstenen noemen (bron 31).

Bron 29: De gemiddelde zomertemperatuur in Nederland tijdens de afgelopen 1 miljoen jaar. Tijdens de koude tijden met een zomertemperatuur van ongeveer 10 °C zag Nederland eruit als een toendra en stond de zeespiegel tientallen meters lager dan nu.

Bron 30: Het ontstaan van de stuwwallen in de Nederland

Je gaat nu een video bekijken over het ontstaan van het Nederlandse stuwwallengebied. Ga naar: YouTube. Geef als zoekopdracht: Het Nederlandse Landschap - Ontstaan stuwwallengebied.

Bekijk de video.

De arme zandgronden
Het landschap in Hoog-Nederland is erg afwisselend. Akkers, weilanden en bossen wisselen elkaar af (bron 31). Er zijn weinig sloten, de wegen kronkelen en soms moet je een heuvel op of af. Veel mensen vinden dit een mooi landschap om op een vrije dag doorheen te fietsen. Archeologische vondsten wijzen erop dat Hoog-Nederland al duizenden jaren is bewoond. Die eerste bewoners waren jagers, die leefden in bossen. Later gingen de jagers akkers aanleggen. Daarbij liepen ze tegen een probleem aan. In Hoog-Nederland kom je vooral zand tegen. Zandgrond is erg onvruchtbaar. Dat wil zeggen, er zitten weinig voedingsstoffen in. Om de grond geschikt te maken voor akkerbouw, hadden ze mest nodig. Daarvoor gebruikten ze schapenpoep. De schapen graasden op de heidevelden van de stuwwal (bron 31). Toen er eenmaal kunstmest beschikbaar was, verdwenen de schapen en veranderde de heide deels in bos.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leestekst 1.6

A

New Orleans onder water na een orkaan of overstromingen in Bangladesh. Nederlanders worden overal gevraagd te helpen om het water te bedwingen. Dit is te danken aan de lange strijd die wij voeren om ons land droog te houden. In deze paragraaf leer je over de grondsoorten en over de invloed van de mens op het landschap in Laag-Nederland.

Waddenzeeën en moerassen
Het westelijk deel van Nederland heeft altijd al laag gelegen. Sinds het einde van de laatste koude tijd, 10.000 jaar geleden, is de zeespiegel heel langzaam met tientallen meters gestegen. Het lijkt vreemd, maar hierdoor zijn juist heel veel grondsoorten ontstaan (bron 32). De stranden en duinen zijn gevormd door de zee en achter de duinen ontstond een waddenzee waar het zeewater bij vloed instroomde en bij eb weer uitstroomde. In deze ‘binnenzee’ stond het water vaak stil en dwarrelden kleideeltjes naar beneden. Dikke lagen zeeklei zijn zo gevormd. Op momenten dat de openingen tussen duinenrijen zich sloten, veranderde de binnenzee in een uitgestrekt moerasgebied. Onder water hoopten zich de dode plantenresten op. Zonder zuurstof konden de plantenresten niet verteren en ontstond de grondsoort veen.

Bron 32: Het ontstaan van Laag-Nederland als gevolg van de zeespiegelstijging

Play

00:00
01:00
Mute

Settings
PIP
Enter fullscreen
Play
Een saai landschap?
In ons land komen veel toeristen van over de hele wereld. Die staan er versteld van dat hier zoveel mensen fietsen. Als ze het Nederlandse landschap hebben gezien, snappen ze het. Grote delen van Nederland zijn vlak. In bron 33 zie je het zeekleilandschap van Groningen. Alles is plat met hier en daar een dijk. Overal vind je sloten, akkers en weilanden die rechtlijnig van vorm zijn. Maar als je bedenkt hoe het ontstaan is, wordt het wel weer interessant.

Bron 33: Het zeekleilandschap van Groningen

Bedijking
Sinds 1100 na Chr. zijn de bewoners van de Nederlandse kustgebieden begonnen dijken aan te leggen. Hierdoor kon men niet alleen de boerderijen beschermen tegen het water, maar ook de akkers en weilanden. De terpen, kunstmatige heuvels met huizen of dorpen erop, waren eigenlijk overbodig geworden. Immers, de regelmatige overstromingen met zeewater vonden niet meer plaats. Ook de vorming van nieuwe lagen zeeklei was voorbij. Alleen aan de buitendijkse kant van de dijk ging de sedimentatie door. De wadden werden nog steeds langzaam opgehoogd met een nieuwe laag (bron 33). Zodra het hoog genoeg was en men weer nieuwe grond dacht nodig te hebben, werd een deel van het buitendijkse gebied van een nieuwe dijk voorzien. Zo veroverde men telkens een stuk land op de zee.
Door de aanleg van de dijken zijn polders met vruchtbare landbouwgronden ontstaan: met dijken omringde gebieden waarbinnen de waterstand geregeld wordt. Regenwater dat in de polder valt, moet namelijk weggepompt worden. Deden ze dat vroeger met molens, tegenwoordig pompt men het water weg met grote elektrische pompen, ook wel gemalen genoemd (bron 33).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly