ak h3 Flashcards

1
Q

aardkorst

A

De vaste buitenste schil van de aarde, tussen de 6 en 70 km dik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

benedenloop

A

Het laatste stuk van de rivier bij de zee, waar weinig reliëf is en waar de rivier langzaam stroomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bovenloop

A

Het eerste stuk van de rivier vanaf de bron, waar veel reliëf is en waar de rivier snel stroomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

condenseren

A

Het veranderen van waterdamp (gasvormig) in vloeibaar water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dekzand

A

Zand dat de wind in de laatste ijstijd in Nederland heeft neergelegd. Deze ijstijd was een koude periode tussen ongeveer 115.000 en 12.000 jaar geleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

duin

A

Hoogte van zand, die door de wind is neergelegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

eeuwige sneeuw

A

De sneeuw in het hooggebergte die het hele jaar blijft liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

erosie

A

De schurende werking van water, ijs en wind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gletsjer

A

Hooggelegen ijsmassa (bijvoorbeeld in een gebergte) die heel langzaam naar beneden stroomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gletsjerpuin

A

Het sediment dat door ijs wordt meegenomen en ergens wordt neergelegd. Heet ook morene.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

middenloop

A

Het deel van de rivier tussen de bovenloop en de benedenloop waar nog wel wat reliëf is, maar waar de rivier minder snel stroomt dan in de bovenloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

monding

A

Het gebied waar een rivier de zee in stroomt of waar een zijrivier in de hoofdrivier stroomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

morene

A

Het sediment dat door ijs wordt meegenomen en ergens wordt neergelegd. Heet ook gletsjerpuin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

plaat

A

een stuk van een gebroken aardkorst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

sediment

A

Het materiaal – zoals stenen, steentjes, grind, zand en klei – dat water, ijs en wind meenemen en ergens anders neerleggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

sedimentatie

A

Het neerleggen van materiaal door water, ijs en wind.

17
Q

stroomgebied

A

Het gebied dat afwatert op een rivier.

18
Q

stuwwal

A

Een door ijs omhoog geperste heuvel.

19
Q

U-dal

A

Dal dat de vorm van een U heeft en is ontstaan door de schurende werking van een gletsjer.

20
Q

V-dal

A

Dal dat de vorm van een V heeft en is ontstaan door de schurende werking van een rivier.

21
Q

verdampen

A

Het veranderen van vloeibaar water in waterdamp (gasvormig).

22
Q

verwering

A

Het uit elkaar vallen van vast gesteente door temperatuurverschillen, water en plantenwortels.

23
Q

waterkringloop

A

De voortdurende verplaatsing van water, waarbij het water steeds overgaat van de ene toestand (fase) in de andere: vast, vloeibaar en gasvormig.